Inhoud | Krishna in Vraja en Mathurā | Krishna in Dvārakā | Uddhava Gītā | Bhagavad Gītā | Over Hayes'var Das

Krishna voor Kinderen


Krishna Dvaipāyana Vyāsa

De Wonderbaarlijke Avonturen van
Krishna en Balarāma
Een bewerking voor de jeugd
van deze oeroude geschiedenis uit de Bhāgavata Purāna





           



             

7

De Reuzenheks


 

Nanda deed zijn naam eer aan. Nanda betekent: de Blije. Hij meende dat het jongetje dat hij 's ochtends in de armen van zijn vrouw gevonden had zijn eigen pasgeboren zoon was. Blij dat hij was! Blij! Dadelijk riep hij de priesters van het herdersdorp, waarover hij de baas was, naar zijn huis. Hij gaf hun tweehonderdduizend koeien. En zeven bergen sesamzaad, bestrooid met juwelen en goud. Laten we iets over die koeien zeggen. Nanda en zijn herders hielden hun koeien alleen voor de melk. Omdat de koeien hun voedzame melk aan de mensen gaven, waren ze net moeders. Daarom werden de oude koeien nooit geslacht. Want dat doe je met je eigen moeder toch ook niet?

De dorpelingen stroomden samen voor het geboortefeest. Ze zongen en dansten en sloegen op de trom. De koeien en stieren en kalveren werden met olie ingewreven. En ze werden met kleurpoeder versierd. De herderinnen droegen hun mooiste kleren en zongen en dansten en schaterden het uit. In die tijd was er nergens honger. Er was zo veel voedsel dat de mensen gewoon niet wisten waar ze het moesten laten. De herders bekogelden elkaar met yoghurt en boter. Het kon niet op. De klodders dropen van hun tulband over hun lachende bruine gezicht.

Niemand in het hele dorp wist dat het jongetje in Nanda's huis God was: Vishnu. En niemand wist dat het andere jongetje in Nanda's huis ook God was: Ananta, de goddelijke slang. Je weet wel: Ananta was uit de buik van Devakī overgebracht in de buik van Rohinī. En Rohinī woonde bij Nanda en Yas'odā. Omdat Vishnu in het dorp woonde, woonde Lakshmī, zijn vrouw, er ook. Want ze kan niet buiten Vishnu. Maar ze bleef onzichtbaar. En omdat Lakshmī het geluk en de rijkdom zelf is, waren alle mensen in het herdersdorp rijk en gelukkig.

Op een dag moest Nanda met zijn mannen naar de stad. Ze waren onderdanen van Kamsa. En Kamsa wilde dat ze belasting aan hem betaalden. Op hun kar reden ze naar Mathurā. Je begrijpt dat Vasudeva, toen hij hoorde dat Nanda in de stad was aangekomen, meteen naar hem toe ging. Hij moest en zou weten hoe het met zijn jongens ging.

Hij deed net alsof hij dacht dat Vishnu Nanda's zoon was. En hij feliciteerde Nanda met de geboorte. Toen hij Nanda blij en gelukkig zag, begreep hij dat de jongens het goed maakten. Dat stelde hem gerust. Maar Vasudeva had een raar voorgevoel. 'Nanda, beste vriend', zei hij. 'Je hebt je belasting al betaald. Ga alsjeblieft dadelijk terug. Want ik geloof dat er in Gokula, dat dorp van jou, onraad is. Ga gauw!' Haastig reden de herders terug. Angstig zat Nanda op zijn kar te bidden. Hij wist niet dat Vishnu, tot wie hij bad, zijn eigen pleegzoon was. En dat het dorp dus volkomen veilig was.

Intussen was een van Kamsa's mensen in het dorp aangekomen. Het was geen man, zoals je denken zou, maar een vrouw. Of liever: een heks, die door de lucht kon vliegen. Ze heette Pūtanā. Dat betekent zoiets als: Helleveeg. Maar zo zag ze er niet uit. Ze had zich omgetoverd in een beeldschone jonge vrouw. Zo mooi was ze dat alle vrouwen van Gokula dachten: 'Dat lijkt Lakshmī wel, de geluksgodin. Misschien is ze wel op zoek naar haar man, naar Vishnu.' Nu was Pūtanā zéker op zoek naar Vishnu. Maar de vrouwen wisten niet dat Vishnu Yas'odā's baby was.

Pūtanā deed niets liever dan baby's vermoorden. Zo doodde ze op een duivelse manier. Ze smeerde haar borsten in met vergift. En dan liet ze de baby bij zich drinken… De vrouwen van Gokula hadden geen idee dat de beeldschone vrouw zo'n monster was. Pūtanā was net een dolk in een prachtig versierde schede. Van bewondering voor die mooie schede vergeet je gewoon dat er een moordwapen in zit! Toen Pūtanā het kind vond en het wilde oppakken hield niemand de heks tegen. En toen ze het kind de borst wilde geven, vond iedereen dat prachtig …

Yas'odā's baby wist natuurlijk precies wat er aan de hand was. Toen Pūtanā hem de borst gaf, begon hij gulzig te zuigen. Het vergift deed hem niets! Hij zoog en zoog en Pūtanā begon te gillen van pijn. Maar Vishnu zoog zo hard dóór dat hij tegelijk met het vergift het leven uit Pūtanā wegzoog. Moeder Yas'odā en de dorpsvrouwen beefden van angst toen ze Pūtanā zagen veranderen in het monster dat ze eigenlijk was. Brullend stortte Pūtanā, die plotseling kilometers lang werd, op de aarde neer. Onder het gewicht van haar reuzenlijf knapten duizenden bomen als dunne takjes af.

En de baby? Die zat op Pūtanā's reuzenborst te spelen alsof er niets aan de hand was … Gauw klommen de dorpsvrouwen op het enorme dode lijf en haalden het kind omlaag. IJverig begonnen ze God om bescherming te bidden. Ze begrepen niet dat God zichzelf al beschermd had door de heks te doden. De vrouwen wisten net zo min als hun mannen dat de baby Vishnu was en dat geen duivel hem wat doen kon.

Zoals dat onder herders ging, smeerden ze het kind in met mest. Want koemest is zuiver en beschermt. Wat gebeurde er met Pūtanā's ziel? Die ging naar Vishnu's hemel. Waarom ging ze niet naar de hel? Omdat Pūtanā Vishnu als een echte moeder de borst had gegeven. Maar ze was toch een valse moeder? Ja, maar dat kon God niets schelen. Hij lette niet op het valse maar op het moederlijke. Zo goed is hij, zo genadig. Als hij al zo goed was voor die duivelin Pūtanā, die hem wilde doden, hoe goed zou hij dan wel niet zijn voor Yas'odā en de dorpsvrouwen, die zo van hem hielden? En voor de koeien, die hem als echte moeders hun melk gaven?

Toen de herders thuiskwamen uit de stad, stonden ze stomverbaasd. Vasudeva had hen niet voor niets gewaarschuwd! Ze hakten Pūtanā's dode reuzenlijf in stukken en staken het in brand. Denk je dat het stonk? Juist niet! Er kwam een ontzettend lekkere zoete geur van af. Het leek wel wierook. Dat kwam doordat Vishnu haar had aangeraakt. Gods aanraking had de duivelin gezegend …

Wat een geluk dat Pūtanā
Zo mooi door Vishnu werd bevrijd!
Wie maar een béétje van hem houdt
Die gaat zó naar zijn eeuwigheid …

(Bron: S.B. 10.6)

       


                             




  Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Zoeken