8
|
|
|
De
Kar en de Windhoos
|
|
|
Hoewel hij Koning is van het Heelal, deed Vishnu alsof hij
een hulpeloos kind was. Net als een echte baby lag hij op zijn ruggetje
te spartelen en geluidjes te maken. Na een poosje begon hij zijn best
te doen om zich op zijn buikje te draaien. Maar steeds weer viel hij
terug, zijn wangetjes rood van inspanning.
Eindelijk, op een dag, lukte het. God lag
op zijn buik! Moeder Yas'odā - haar naam betekent: zij die
beroemd maakt - was natuurlijk trots als een pauw. Ze riep alle
dorpsvrouwen erbij en met hun allen maakten ze er een geweldig feest
van. Ook de priesters moesten komen. Want wanneer een kind zich met zo
veel inspanning op zijn buikje heeft gedraaid, moet God worden
geėerd! Alle kracht komt immers van hem! En wat een lekkere dingen
werden er niet klaargemaakt! Yas'odā kwam handen te kort om de
dorpelingen vol te stoppen. Daarom legde ze Vishnu zo lang onder een
kar op het erf.
Het was, zoals altijd in India, heel erg
warm. De mensen zaten buiten te smullen. Gewoon met gekruiste benen op
een lap op de grond. De kar waaronder de baby was neergelegd was
volgeladen met potten en kruiken. De vrouwen liepen af en aan om de
kommen van de eters uit de kruiken en potten bij te vullen. Maar er was
er één op het omdraaifeest die werd overgeslagen. Die
kreeg niets te eten of te drinken, terwijl hij toch een geweldige
honger had. Dat was Vishnu zelf, die onder de kar begon te huilen. Maar
zo druk zat iedereen om hem heen te babbelen en te lachen dat niemand
er wat van merkte.
Als een echte baby begon de Almachtige
met zijn tere voetjes te trappelen. En wat gebeurde? Een van zijn roze
teentjes raakte een wiel van de kar. Normaal zou er van zo'n
aanrakinkje niets met zo'n kar kunnen gebeuren. Maar omdat het God was
wiens teentje het karrenwiel raakte, stortte de hele kar krakend in
elkaar. En alle potten en kruiken aan diggelen! De baby mankeerde
niets. Hij huilde wel, maar dat was nog steeds van de honger. Bleek van
schrik raapte moeder Yas'odā het mannetje op en gaf het dadelijk
de borst.
De feestvierders zaten verbijsterd. Hoe
kon die kar zo maar ineens in elkaar zakken! Een paar jongens, die de
baby hadden zien trappelen, vertelden hun hoe het gekomen was. Maar
niemand geloofde dat verhaal. Een baby die een grote kar omver schopt
De herders lapten de kar op. De priesters offerden graan en boter in
een vuur, dat voor hun gevoel de mond van Vishnu was. Vader Nanda waste
zijn zoontje in een kruidenbad. En weer werden er koeien cadeau gegeven.
Op een keer, toen de baby bij zijn moeder
op schoot lag, werd hij zo zwaar, dat ze hem moest neerleggen. Zo liet
Vishnu haar even voelen dat hij geen gewoon kind was. Hij droeg het
heelal in zijn buikje! Als je daarover nadenkt, voel je dat het een
wonder was dat hij zich door een gewoon mens kon laten optillen
Terwijl Vishnu op de grond lag, verscheen er in het dorp Gokula plots
een wervelwind. Hij stormde op het ventje af en sleurde het mee omhoog.
Zo veel zand en stof slingerde hij in het rond, dat niemand nog wat kon
zien
Verblind tastte moeder Yas'odā in
het rond. Toen ze haar kind nergens voelde, viel ze luid huilend neer.
Ze leek wel een koe die haar kalfje was kwijtgeraakt. De andere vrouwen
hoorden Yas'odā jammeren en ook zij huilden het uit. De
wervelwind vloog al brullend zo hoog hij kon de lucht in. En daar,
helemaal in de hoogte, liet de baby weer voelen wie hij was. Zwaarder
dan een rotsblok werd hij. Onder zijn gewicht begon de wervelwind in
elkaar te zakken. Nu moeten we er hier eventjes bij vertellen dat de
wervelwind een van Kamsa's magiėrs was, die zich in een windhoos
had veranderd. Vishnu wist dat natuurlijk al lang. En wat deed hij? Met
zijn vingertjes zocht hij naar de keel van de duivelse tovenaar. Toen
kneep hij hem keihard dicht. Dat hielp.
Het monster staakte zijn gebrul en
languit viel de torenhoge wervelwind om. De rond tollende stofhoos
sloeg tegen een rots aan flarden, met de baby vrolijk kraaiend
erbovenop.
Oef, wat waren de herders en de
herderinnen blij dat ze hun kereltje heelhuids terug hadden. Ze dankten
Vishnu dat hij hun lieveling het leven had gered. Ze wisten nog steeds
niet dat het kereltje Vishnu zelf was! Yas'odā gaf de Heer de
borst. Vishnu sabbelde en sabbelde. Toen hij helemaal vol zat, streek
Yas'odā met haar wijsvinger teder over zijn rode lipjes. Hij deed
zijn mondje open om een boertje te laten. En daar keek zijn moeder haar
ogen uit
Want in het mondje zag ze de sterren, de zon en de maan, de
bergen en de bossen, de zeeėn en de rivieren, ja alles wat er
bestond, of het nu bewoog of niet
De wereld in haar zoontjes
mond!
Yas'odā trilde als een blad
Ze keek haar mooie ogen uit
En wist bij God niet hoe ze 't had
(bron: S.B. 10.7).