De aarde is een levend wezen. Ze heeft
geen armen en benen, maar dat heeft een slang ook
niet. Ze heeft geen ogen en geen mond, maar dat heeft
een pompoen ook niet. Maar zoals een slang en een
pompoen toch leven, leeft de aarde ook. De mensen, de
dieren en de planten wonen op de huid van de aarde
zoals er mijten en microben op onze huid wonen. Hele
kleine wezentjes die je met het blote oog niet kunt
zien. Soms zitten er van een bepaalde soort opeens te
veel op je vel. Als dat een kwaaie soort is, krijg je
een huidziekte. Meer dan vijftig eeuwen geleden had
Moeder Aarde zo'n huidziekte. Er zaten te veel
kwaaie mensen op haar vel. Het waren duivelse vorsten
met oppermachtige legers. Moeder Aarde voelde zich er
akelig van. Ze zag maar één mogelijkheid om ervan af
te komen. Als Vishnu haar te hulp zou kunnen komen,
zou ze weer gezond verder kunnen leven.
Moeder Aarde bezit vele
wondervermogens. Een ervan is dat ze net als Vishnu
van vorm kan veranderen. Bijvoorbeeld in een
smetteloos witte koe. Als zo'n koe kan ze dan over
haar eigen huid heen en weer lopen: over de aarde.
En als zo'n koe kan ze haar eigen aarde-gras grazen.
Toen de duivelse vorsten haar huid
bezeerden, veranderde Moeder Aarde zich in een
sneeuwwitte koe. Droevig loeiend hief ze haar kop
op. Niet naar Vishnu, want God was te ver weg. Ze
hief haar kop op naar Brahmâ. Brahmâ is de
onderkoning van het heelal. Hij heeft vier armen en
ook vier hoofden. In opdracht van Vishnu heeft hij
de hele wereld geschapen. Hij woont boven in de
kosmos op een hemellichaam in de vorm van een
lotusbloem. Met onze mensenogen kunnen we hem niet
zien. Maar Moeder Aarde, die geen mens is maar een
godin, zag hem heel goed. Loeiend deed ze bij Brahmâ
haar beklag. Meteen nam Brahmâ haar mee naar
de kust van de Melkzee. De andere goden kwamen in
een stoet achter hen aan: S'iva, Ganes'a, Indra,
Nârada, Varuna, Kuvera en hoe ze allemaal ook mogen
heten. Honderden, duizenden goden en andere
hemelbewoners volgden de schepper met zijn vier
hoofden en Moeder Aarde in de gedaante van een witte
koe. Het was een wonderlijke stoet …
Aan de kust van de Melkzee bleven
ze allemaal staan. De Melkzee is een eindeloze plas
van licht, waarin Vishnu en Lakshmî wonen. Vishnu
ligt languit op zijn rug op een reusachtige slang,
die languit op zijn rug in de Melkzee drijft. Vishnu
ligt dus op de slangenbuik, die wit is en zacht als
fluweel. De slang heeft honderden koppen. Al die
koppen houdt hij als een parasol over Vishnu en
Lakshmî heen. Lakshmî zit op de fluwelen slangenbuik
aan Vishnu's voeten. Ze masseert ze met haar vier
handen.
De naam van de slang is Ananta.
Dat betekent: Eindeloze. Je zult wel begrijpen dat
hij geen gifslang is. Hij is een honingslang. Uit
zijn monden komt geen gif maar honing. Zijn
honderden koppen vertellen in alle eeuwigheid
honingzoete verhalen over Vishnu. En geen twee
koppen zeggen hetzelfde: zo veel verrukkelijks is er
over God te vertellen. En God maar zalig liggen
luisteren naar al die prachtige verhalen over hem.
Als we alles zouden proberen op te schrijven wat
Ananta's koppen over Vishnu hebben te zeggen, zouden
we aan al het papier van de wereld niet genoeg
hebben.
We hebben al verteld dat Vishnu in
zichzelf vele vormen van God meedraagt; en dat een
aantal van ze er anders uitziet dan hij. De slang
Ananta is er één van. Ananta is even goddelijk als
Vishnu zelf. God kan eruit zien zoals hij wil. Hij
is almachtig.
Moeder Aarde en de goden konden
Vishnu, Lakshmî en Ananta niet zien. Alleen Brahmâ
de schepper zag God. Eerst aanbad hij hem, samen met
de anderen. Toen bracht hij hem de klacht over van
Moeder Aarde, die haar droevig loeien even staakte.
Vishnu weet alles. Hij kent het verste verleden, hij
kent het heden en hij kent de verste toekomst. Als
je dat vreemd vindt, weet híj dat je dat vreemd
vindt. Hij is immers alwetend. Hij wist dus ook dat
Moeder Aarde last van haar huid had. Dat kwade
vorsten er met hun reusachtige legers over
rondrosten en de gewone goede mensen onderdrukten.
Maar Vishnu liet Brahmâ helemaal uitspreken, alsof
hij nergens van afwist. Dat was zijn goddelijke
spel.
Toen de schepper was uitgesproken
zei Vishnu: 'Luister. Heer Ananta en ikzelf zullen
naar de aarde komen. Maar niet zoals we er nu
uitzien. We zullen op aarde verschijnen in de
gedaante van gewone mensenkinderen. We zullen ervoor
zorgen dat we samen geboren worden in de koninklijke
familie Yadu. 'En niet alleen wij tweeën zullen
komen. Ook Yogamâyâ, mijn wonderkracht, zal
neerdalen. Zij komt in de gedaante van een meisje.
'Ook jullie goden zullen in de familie Yadu op aarde
geboren worden. Èn de godinnen. Daal allemaal neer.
Met elkaar zullen we de aarde redden van het
gespuis.'
Toen Vishnu zo
gesproken had
Dankte de witte koe de Heer.
Ze liet de Melkzee achter zich
En was de ronde aarde weer.
(bron: S.B. 1.16, 10.1)