Het was goed gezien van Vishnu om in de familie Yadu te
verschijnen. Want daar zat hij meteen bij de ergste van alle schurken:
Kamsa, de zoon van de goede koning Ugrasena van Mathurâ. De naam
Kamsa betekent: Staal-hard. Op een dag was er een bruiloft in de
familie. Kamsa's nichtje Devakî trouwde met prins Vasudeva.
Devakî betekent: Stralende. En Vasudeva betekent: Zuivere. Hun
karakter stemde volkomen met hun naam overeen. Kamsa was dol op zijn
nichtje. Uit familieliefde wilde hij haar en Vasudeva na de bruiloft
naar huis rijden. Ze zaten op een gouden wagen en hij hield de teugels
al in de hand.
Devakî's vader gaf het bruidspaar
vele geschenken. Vierhonderd olifanten met gouden halssnoeren.
Achttienhonderd wagens. En tienduizend prachtig opgetuigde paarden. En
er gingen tweehonderd mooie jonge dienaressen mee. Onder tromgeroffel
en hoorngeschal mende Kamsa de gouden wagen uit de menigte. Toen ze te
midden van gonzende hommels en zingende vogels door het open veld
reden, klonk er uit de hemel opeens een stem, die donderend riep: 'Jij
dwaas van een schurk! Luister goed! De achtste zoon van de bruid zal
jou van het leven beroven!' Daarna was het stil. Kamsa schrok zo dat
hij zijn liefde voor Devakî vergat. Hij greep haar bij het haar
en trok zijn zwaard om haar te doden. Dan zou ze geen zonen kunnen
krijgen die hem om het leven konden brengen. Maar hij wist niet dat
Devakî's achtste zoon Vishnu zou zijn, God zelf. En dat
Devakî niet gedood kon worden, omdat Vishnu haar beschermde.
De bruidegom was ongewapend. Hij begreep
dat hij Kamsa alleen met vleiende woorden kon tegenhouden. 'Beste
Kamsa', zei hij haastig. 'Je bent toch een grote held? Hoe kun je dan
je eigen nichtje doden? Een zwakke jonge vrouw? En dat ook nog op haar
bruiloftsdag? Dood gaan doen we vroeg of laat allemaal. Maar daarna
worden we allemaal weer geboren. Dan krijgt de ziel, die we eigenlijk
zijn, weer een nieuw leven. Maar als we in dit leven niet oppassen,
krijgen we een leven dat we helemaal niet willen. Want het kwaad dat we
nu anderen aandoen, doen anderen òns dan aan. Leven we zuiver,
dan worden we wedergeboren onder zuivere mensen. Of misschien mogen we
wel naar God. Maar als we wreed zijn, zullen wij in ons volgende leven
in handen van wreedaards vallen. Daarom moeten we anderen nooit leed
aandoen. Anders zullen we na onze volgende geboorte steeds in angst
moeten leven. Dit meisje hier, Devakî, is bijna nog een kind. Een
held als jij moet haar niet doden maar juist beschermen!' Maar Kamsa
hield zijn zwaard geheven. Snel zei Vasudeva: 'Die stem uit de
hemel zei maar wat, beste neef. Hoe kan een jonge vrouw een held als
jij nu in gevaar brengen!'
Hij dacht: 'Misschien krijgt ze niet eens
kinderen. Of misschien is die schurk van een Kamsa al dood voordat ze
haar eerste kind krijgt!' En hij zei: 'Ik beloof je, Kamsa, dat ik je
elke zoon zal brengen die ze krijgt. Maar laat háár
alsjeblieft in leven.'
Eindelijk liet Kamsa zijn zwaard zakken.
Hij wist dat Vasudeva altijd zijn woord hield.
In de loop van de tijd liet Devakî
het levenslicht zien aan acht zoons en een dochter. Meteen na de
geboorte bracht Vasudeva de eerste jongen naar Kamsa, maar die zei:
'Neem maar weer mee. De àchtste jongen moet ik hebben. Die zou
me toch doden?'
In die dagen daalde Nârada, de
grote leraar van de goden, in Kamsa's koninklijke burcht Mathurâ
neer. Hij liet de ellendeling weten dat Vishnu en alle goden als baby's
in zijn familie geboren zouden worden. En dat niet alleen Kamsa gedood
zou worden maar ook al zijn bondgenoten. Nârada was nog niet weg
of Kamsa zette Devakî en Vasudeva gevangen. In zijn angst zag hij
in ieder lid van de grote familie Yadu een god. En ieder kind van
Devakî zag hij nu voor Vishnu aan. Hoe Devakî ook huilde,
geen van haar zoons liet Kamsa in leven. Zodra er weer een geboren was,
doorstak hij het kind. Zo dol van angst en gekheid was Kamsa dat hij
zijn eigen vader opsloot: de goede koning Ugrasena, heer van alle
Yadu's en van vele andere families. Zo greep de gruwelijkste van alle
schurken de macht.
Hoe moet het met de mensen
gaan
Wanneer de vorst een wreedaard is?
Dan wordt het tijd dat God verschijnt:
Als Redder in benauwenis.
(bron: S.B. 10.1 & 10.2)