Wanneer
wordt gelet op de redenen en de
omstandigheden van deze (nieuwe) migratie dan
blijkt dat de uittocht naar Nederland om heel
andere redenen is gebeurd dan die van hun
voorouders naar Suriname. Ofschoon de Hindoes
zelf de beslissing hebben genomen om naar
Nederland te verhuizen, moet daaruit zeker
niet de conclusie worden getrokken dat zulks
helemaal "uit eigen vrije wil'' is gebeurd.
In zeer grote mate is ook nu weer de
Nederlandse regering verantwoordelijk voor
deze verhuizing. De Nederlandse regering wist
dat de meerderheid van de Surinaamse
bevolking zeer grote bezwaren had tegen de
voorstellen van de toenmalige regering om
Suriname de onafhankelijkheid te verlenen op
zo'n korte termijn. De bevolking wilde dat
eerst de noodzakelijke voorbereidingen
moesten worden getroffen, waarborgen werden
ingebouwd voor de bevolking, de grenzen van
het land duidelijk waren geregeld. Ook was er
geen goede draagvlak in het parlement voor
dit idee op zo'n korte termijn. Maar met veel
gemanoeuvreer van de Nederlandse
bewindslieden werd bereikt dat in het
parlement één parlementslid
overliep waardoor een meerderheid ontstond
van een stem. Voor alle gewichtige zaken werd
gewerkt met een tweederde meerderheid van
stemmen, maar hier accepteerde de Nederlandse
regering maar al te graag een meerderheid van
één stem, omdat de Nederlandse
regering in de ogen van de meerderheid van de
Surinamers af wilde van Suriname! Maar ze
kwamen er niet van af. De Surinamers begonnen
massaal de overtocht naar Nederland. En dat
waren niet alleen de Hindoes, maar ook haast
evenveel creolen en verder ook veel Javanen
en anderen.
Omdat het
allergrootste deel van de Hindoes vanaf 1975
gericht naar Nederland zijn gekomen om zich
hier te vestigen, laat ik de komst van de
enkelingen die voor studie voor 1975 naar
Nederland zijn gekomen buiten beschouwing. In
Nederland aangekomen, bleek dat zij in
tegenstelling tot Suriname of in opvangcentra
of in de grote steden bij familie onderdak
vonden. De opvangcentra waren meestal buiten
de steden en de Nederlandse bevolking was
niet bekend met hun cultuur en hun
godsdienst, hun zeden en gewoonten. En ook
zij waren in een voor hen haast onbekende
omgeving en situatie terechtgekomen. De
meeste families die onderdak boden, woonden
zelf pas enkele maanden in Nederland, waren
zelf al zeer slecht gehuisvest en moesten
zelf nog hun weg zien te vinden in de
Nederlands samenleving. Er waren slechts
enkele Hindoe families per wijk, en ze hadden
meestal op de bovenste (zolderverdieping) een
woonplek kunnen vinden. Veel van de Hindoes
belandden zeer slecht voorbereid als het ware
van de ene op de andere dag in een totaal
vreemde omgeving. Ze raakten in een
isolement. Ze kenden de wegen niet, hadden
geen contacten met anderen en moesten de dag
in een kleine ruimte doorbrengen zonder werk
en zonder ontspanning. In Suriname was er
contact met de buren, het weer was zodanig
dat de deuren en ramen altijd open waren. De
kinderen konden vrij op de binnenplaatsen
(erven) met elkaar spelen en de ouderen
maakten eveneens van deze binnenplaats
gebruik voor de onderlinge contacten.
In Suriname waren de straten, winkels,
markten bekend en het vervoer was eveneens
bekend. Ze hadden geen last van de kou,
winter, sneeuw en ijzel. De
arbeidsomstandigheden en de regels aan het
werk waren heel anders. De temperatuur, de
jaargetijden met korte en lange dagen, de
kleding in huis en werk waren eveneens
anders. Ook het werk werd onder heel andere
omstandigheden en vaak ook op een heel andere
manier verricht. De sociale contacten kwamen
in het gedrang.
De zo belangrijke radio's in de eigen taal
met de nieuwsberichten, de
ontspanningprogramma's en de educatieve- en
religieuze programma's ontbraken totaal.
Hetzelfde gold voor de theaters die men in
Suriname regelmatig bezocht om te kijken naar
Hindoestaanse filmen. Maar ook de religieuze
beleving kwam in grote verdrukking. Er waren
geen Hindoe tempels en de regering maakte het
de mensen erg moeilijk om nu de regels
zodanig aan te scherpen dat kerk en staat
voortaan werden gescheiden. De gevestigde
godsdiensten hadden met overheidshulp
gedurende tientallen jaren al een stabiele
positie kunnen opbouwen en de nieuwkomers
werd die hulp onthouden. Ondanks deze
tekortkomingen en ongemakken, was de situatie
in vergelijking met die van de voorouders die
uit India waren gebracht, op geen enkele
wijze met elkaar te vergelijken! Die hadden
het veel en veel slechter.
In Nederland had men huisvesting, zij het
zeer krap, en men hoefde geen honger te
lijden al waren veel van de tropische
groenten en ingrediënten niet te koop.
Niemand hoefde zwaar werk te doen zoals onze
voorouders. Ook zij die geen werk hadden,
kregen financiële steun. En de
gezondheidszorg was goed geregeld via de
ziekenfondsen. Ondanks deze voorzieningen
hadden ook zij met diverse grote problemen te
maken, naast de al eerder vermelde
ongemakken. Ik vermeld hieronder enkele van
die problemen. De kinderen moesten wennen aan
het onderwijs op de scholen hier. De leerstof
en de gehanteerde methodieken op school
verschilden erg met de Surinaamse. De man die
de hele dag in huis moest doorbrengen zorgde
ook voor spanningen tussen man en vrouw. En
zo waren er ook de spanningen tussen de vader
en de kinderen die na terugkeer van school
vader thuis aantroffen (extra controle voor
de kinderen, die zich niet meer op hun gemak
voelden). De mannen die normaliter de hele
dag buitenshuis aan het werk waren konden
moeilijk wennen aan dit geïsoleerde
leven in huis. Om hun isolement te doorbreken
en om de spanningen in huis tussen hem en
zijn vrouw en kinderen het hoofd te kunnen
bieden, zochten velen hun heil in de drank.
Al snel begon dit weer te leiden tot ruzies,
mishandelingen, uit huis gaan van de vrouw en
de kinderen. De kinderen werden
geconfronteerd met een geheel andere type
leerlingen op school. De Nederlandse
leerlingen waren veel vrijer, hun gedrag was
anders, hun houding tegenover de leerkrachten
was ook veel vrijer. Dit had tot gevolg dat
de kinderen ook die vrijheden verlangden,
terwijl de ouders gehoorzaamheid en respect
eisten zoals dat al die tijd in Suriname het
geval was. Deze situatie begon steeds meer
tot problemen te leiden bij een deel van de
Hindoes. Dit had tot gevolg dat enkele leden
uit de Hindoe gemeenschap die zich grote
zorgen maakten naar oplossingen begonnen te
zoeken. Zo ontstonden kleine groepen die in
huizen of kelders bijeenkomsten begonnen te
beleggen. Hier werden de initiatieven genomen
om enkele sociale, culturele en religieuze
organisaties (stichtingen etc.) op te
richten. Deze organisaties slaagden er in om
in het klein in de (kelder)ruimten
tempeldiensten te verrichten, Hindi lessen te
organiseren en Ramayan lezingen te doen. Dit
bleek in een zeer grote behoefte te voorzien.
Ook enkele particulieren slaagden er in om op
eigen kracht deze mogelijkheden te bieden aan
de Hindoes.
Hindoe priesters zetten zich op vrijwillige
basis in om met hun beperkte kennis en
mogelijkheden heel veel hulp te bieden. Ze
fungeerden niet alleen als adviseurs voor
diverse problemen, maar verrichtten daarnaast
ook veel maatschappelijk werk voor zowel de
ouderen als voor jongeren. Dit kon alleen
gebeuren omdat men in bepaalde Hindoe
priesters heel veel vertrouwen stelde.
Hetzelfde kan worden gezegd van bepaalde
bestuursleden van de organisaties die zich
met hart en ziel gingen inzetten voor de
verbetering van de geestelijke en
maatschappelijke omstandigheden van hun
geloofsgenoten. Men begon langzaam aan weer
perspectieven te zien voor het kunnen beleven
en bevorderen van hun godsdienst en cultuur.
Vooral de mogelijkheid om hun kinderen
vertrouwd te kunnen maken met hun taal,
cultuur en godsdienst vond men zeer
belangrijk.
Het
Hindoeïsme
hedendaags
Nu, 30 jaar later, kunnen wij constateren,
dat het Hindoeïsme nog springlevend is
in Nederland. Ofschoon de vorm waarin de
jongeren het Hindoeïsme beleven of
willen beleven aan het veranderen is,
beschouwen zij zich nog altijd als Hindoes.
Ze hebben ook geen radicale opvattingen,
hebben zich goed weten te ontwikkelen en doen
het goed in de Nederlandse samenleving. Hun
culturele en godsdienstige vorming stellen
hen in staat om in harmonie te leven met
anderen. Respect en begrip voor anderen,
verdraagzaamheid zijn de eigenschappen
waarmee zij zijn grootgebracht. Dat maakt dat
zij makkelijk kunnen participeren in het
maatschappelijke gebeuren en kunnen
samenwerken met anderen, zonder onderscheid
des persoons. De toekomst van de Hindoe
jongeren geeft geen rede tot grote zorg omdat
zij er redelijk goed in slagen om deel te
nemen aan het arbeidsproces en zich ook goed
kunnen handhaven en ontwikkelen in deze
maatschappij. Ten aanzien van de
herkenbaarheid van eigen culturele,
religieuze Hindoe identiteit ben ik van
mening dat ondanks de zorg van velen, het
Hindoeïsme sterk genoeg is en de Hindoe
jongeren eveneens om integrerend in de
samenleving de eigen identiteit te waarborgen
en ook uit te dragen. Hoogstwaarschijnlijk
zullen ritualiteit en spiritualiteit elkaar
zodanig kunnen aanvullen dat oudere en
jongere generaties zich daarin zullen kunnen
vinden. Hier is een bijzondere taak weggelegd
voor de oudere generaties om open te staan
voor de vraagstukken, de problemen, de
denkbeelden, waarmee jongeren zitten te
worstelen. Maar dan zal een deel van deze
oudere generaties zelf als eerste zich moeten
verdiepen in bepaalde zaken over zijn
religie, cultuur en taal voordat zij hun
kinderen kunnen stimuleren. Halsstarrige
vasthoudendheid en opleggen van hun wil aan
jongeren zal naar mijn mening averechts
werken als ze zelf niet in staat zijn te
inspireren en te motiveren. Een behoorlijk
deel van de oudere generaties zal dus eerst
zelf moeten verdiepen in bepaalde zaken over
hun religie, cultuur en taal. Het is onze
taak om mogelijkheden te creëren, de
helpende hand te bieden, open te staan voor
dialoog, en bevredigende antwoorden te vinden
om hen te motiveren. De jeugd zal zeker zijn
bijdrage leveren om ook in Nederland het
Hindoeïsme, eventueel in een voor deze
tijd van technische ontwikkelingen aangepaste
vorm, een blijvende plaats te geven. Het
Hindoeïsme zal ook hier in Nederland een
voorbeeldfunctie kunnen vervullen vanwege
haar filosofie van Ahinsa (het geweldloos
oplossen van meningsverschillen), haar
filosofie van eenheid in verscheidenheid of
vreedzame coëxistentie en haar hoog
ontwikkelde theologie. Dat is hard nodig in
deze samenleving waar standpunten en
gedragingen van diverse groepen steeds verder
escaleren, radicaliseren en dus zich harder
gaan opstellen tegen de andere groepen.