10.4       Het Hindoeïsme in Nederland

pandit S. Bansidhar                             

Wanneer wordt gelet op de redenen en de omstandigheden van deze (nieuwe) migratie dan blijkt dat de uittocht naar Nederland om heel andere redenen is gebeurd dan die van hun voorouders naar Suriname. Ofschoon de Hindoes zelf de beslissing hebben genomen om naar Nederland te verhuizen, moet daaruit zeker niet de conclusie worden getrokken dat zulks helemaal "uit eigen vrije wil'' is gebeurd. In zeer grote mate is ook nu weer de Nederlandse regering verantwoordelijk voor deze verhuizing. De Nederlandse regering wist dat de meerderheid van de Surinaamse bevolking zeer grote bezwaren had tegen de voorstellen van de toenmalige regering om Suriname de onafhankelijkheid te verlenen op zo'n korte termijn. De bevolking wilde dat eerst de noodzakelijke voorbereidingen moesten worden getroffen, waarborgen werden ingebouwd voor de bevolking, de grenzen van het land duidelijk waren geregeld. Ook was er geen goede draagvlak in het parlement voor dit idee op zo'n korte termijn. Maar met veel gemanoeuvreer van de Nederlandse bewindslieden werd bereikt dat in het parlement één parlementslid overliep waardoor een meerderheid ontstond van een stem. Voor alle gewichtige zaken werd gewerkt met een tweederde meerderheid van stemmen, maar hier accepteerde de Nederlandse regering maar al te graag een meerderheid van één stem, omdat de Nederlandse regering in de ogen van de meerderheid van de Surinamers af wilde van Suriname! Maar ze kwamen er niet van af. De Surinamers begonnen massaal de overtocht naar Nederland. En dat waren niet alleen de Hindoes, maar ook haast evenveel creolen en verder ook veel Javanen en anderen.

Omdat het allergrootste deel van de Hindoes vanaf 1975 gericht naar Nederland zijn gekomen om zich hier te vestigen, laat ik de komst van de enkelingen die voor studie voor 1975 naar Nederland zijn gekomen buiten beschouwing. In Nederland aangekomen, bleek dat zij in tegenstelling tot Suriname of in opvangcentra of in de grote steden bij familie onderdak vonden. De opvangcentra waren meestal buiten de steden en de Nederlandse bevolking was niet bekend met hun cultuur en hun godsdienst, hun zeden en gewoonten. En ook zij waren in een voor hen haast onbekende omgeving en situatie terechtgekomen. De meeste families die onderdak boden, woonden zelf pas enkele maanden in Nederland, waren zelf al zeer slecht gehuisvest en moesten zelf nog hun weg zien te vinden in de Nederlands samenleving. Er waren slechts enkele Hindoe families per wijk, en ze hadden meestal op de bovenste (zolderverdieping) een woonplek kunnen vinden. Veel van de Hindoes belandden zeer slecht voorbereid als het ware van de ene op de andere dag in een totaal vreemde omgeving. Ze raakten in een isolement. Ze kenden de wegen niet, hadden geen contacten met anderen en moesten de dag in een kleine ruimte doorbrengen zonder werk en zonder ontspanning. In Suriname was er contact met de buren, het weer was zodanig dat de deuren en ramen altijd open waren. De kinderen konden vrij op de binnenplaatsen (erven) met elkaar spelen en de ouderen maakten eveneens van deze binnenplaats gebruik voor de onderlinge contacten.
In Suriname waren de straten, winkels, markten bekend en het vervoer was eveneens bekend. Ze hadden geen last van de kou, winter, sneeuw en ijzel. De arbeidsomstandigheden en de regels aan het werk waren heel anders. De temperatuur, de jaargetijden met korte en lange dagen, de kleding in huis en werk waren eveneens anders. Ook het werk werd onder heel andere omstandigheden en vaak ook op een heel andere manier verricht. De sociale contacten kwamen in het gedrang.
De zo belangrijke radio's in de eigen taal met de nieuwsberichten, de ontspanningprogramma's en de educatieve- en religieuze programma's ontbraken totaal. Hetzelfde gold voor de theaters die men in Suriname regelmatig bezocht om te kijken naar Hindoestaanse filmen. Maar ook de religieuze beleving kwam in grote verdrukking. Er waren geen Hindoe tempels en de regering maakte het de mensen erg moeilijk om nu de regels zodanig aan te scherpen dat kerk en staat voortaan werden gescheiden. De gevestigde godsdiensten hadden met overheidshulp gedurende tientallen jaren al een stabiele positie kunnen opbouwen en de nieuwkomers werd die hulp onthouden. Ondanks deze tekortkomingen en ongemakken, was de situatie in vergelijking met die van de voorouders die uit India waren gebracht, op geen enkele wijze met elkaar te vergelijken! Die hadden het veel en veel slechter.
In Nederland had men huisvesting, zij het zeer krap, en men hoefde geen honger te lijden al waren veel van de tropische groenten en ingrediënten niet te koop. Niemand hoefde zwaar werk te doen zoals onze voorouders. Ook zij die geen werk hadden, kregen financiële steun. En de gezondheidszorg was goed geregeld via de ziekenfondsen. Ondanks deze voorzieningen hadden ook zij met diverse grote problemen te maken, naast de al eerder vermelde ongemakken. Ik vermeld hieronder enkele van die problemen. De kinderen moesten wennen aan het onderwijs op de scholen hier. De leerstof en de gehanteerde methodieken op school verschilden erg met de Surinaamse. De man die de hele dag in huis moest doorbrengen zorgde ook voor spanningen tussen man en vrouw. En zo waren er ook de spanningen tussen de vader en de kinderen die na terugkeer van school vader thuis aantroffen (extra controle voor de kinderen, die zich niet meer op hun gemak voelden). De mannen die normaliter de hele dag buitenshuis aan het werk waren konden moeilijk wennen aan dit geïsoleerde leven in huis. Om hun isolement te doorbreken en om de spanningen in huis tussen hem en zijn vrouw en kinderen het hoofd te kunnen bieden, zochten velen hun heil in de drank. Al snel begon dit weer te leiden tot ruzies, mishandelingen, uit huis gaan van de vrouw en de kinderen. De kinderen werden geconfronteerd met een geheel andere type leerlingen op school. De Nederlandse leerlingen waren veel vrijer, hun gedrag was anders, hun houding tegenover de leerkrachten was ook veel vrijer. Dit had tot gevolg dat de kinderen ook die vrijheden verlangden, terwijl de ouders gehoorzaamheid en respect eisten zoals dat al die tijd in Suriname het geval was. Deze situatie begon steeds meer tot problemen te leiden bij een deel van de Hindoes. Dit had tot gevolg dat enkele leden uit de Hindoe gemeenschap die zich grote zorgen maakten naar oplossingen begonnen te zoeken. Zo ontstonden kleine groepen die in huizen of kelders bijeenkomsten begonnen te beleggen. Hier werden de initiatieven genomen om enkele sociale, culturele en religieuze organisaties (stichtingen etc.) op te richten. Deze organisaties slaagden er in om in het klein in de (kelder)ruimten tempeldiensten te verrichten, Hindi lessen te organiseren en Ramayan lezingen te doen. Dit bleek in een zeer grote behoefte te voorzien. Ook enkele particulieren slaagden er in om op eigen kracht deze mogelijkheden te bieden aan de Hindoes.
Hindoe priesters zetten zich op vrijwillige basis in om met hun beperkte kennis en mogelijkheden heel veel hulp te bieden. Ze fungeerden niet alleen als adviseurs voor diverse problemen, maar verrichtten daarnaast ook veel maatschappelijk werk voor zowel de ouderen als voor jongeren. Dit kon alleen gebeuren omdat men in bepaalde Hindoe priesters heel veel vertrouwen stelde. Hetzelfde kan worden gezegd van bepaalde bestuursleden van de organisaties die zich met hart en ziel gingen inzetten voor de verbetering van de geestelijke en maatschappelijke omstandigheden van hun geloofsgenoten. Men begon langzaam aan weer perspectieven te zien voor het kunnen beleven en bevorderen van hun godsdienst en cultuur. Vooral de mogelijkheid om hun kinderen vertrouwd te kunnen maken met hun taal, cultuur en godsdienst vond men zeer belangrijk.

Het Hindoeïsme hedendaags
Nu, 30 jaar later, kunnen wij constateren, dat het Hindoeïsme nog springlevend is in Nederland. Ofschoon de vorm waarin de jongeren het Hindoeïsme beleven of willen beleven aan het veranderen is, beschouwen zij zich nog altijd als Hindoes. Ze hebben ook geen radicale opvattingen, hebben zich goed weten te ontwikkelen en doen het goed in de Nederlandse samenleving. Hun culturele en godsdienstige vorming stellen hen in staat om in harmonie te leven met anderen. Respect en begrip voor anderen, verdraagzaamheid zijn de eigenschappen waarmee zij zijn grootgebracht. Dat maakt dat zij makkelijk kunnen participeren in het maatschappelijke gebeuren en kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid des persoons. De toekomst van de Hindoe jongeren geeft geen rede tot grote zorg omdat zij er redelijk goed in slagen om deel te nemen aan het arbeidsproces en zich ook goed kunnen handhaven en ontwikkelen in deze maatschappij. Ten aanzien van de herkenbaarheid van eigen culturele, religieuze Hindoe identiteit ben ik van mening dat ondanks de zorg van velen, het Hindoeïsme sterk genoeg is en de Hindoe jongeren eveneens om integrerend in de samenleving de eigen identiteit te waarborgen en ook uit te dragen. Hoogstwaarschijnlijk zullen ritualiteit en spiritualiteit elkaar zodanig kunnen aanvullen dat oudere en jongere generaties zich daarin zullen kunnen vinden. Hier is een bijzondere taak weggelegd voor de oudere generaties om open te staan voor de vraagstukken, de problemen, de denkbeelden, waarmee jongeren zitten te worstelen. Maar dan zal een deel van deze oudere generaties zelf als eerste zich moeten verdiepen in bepaalde zaken over zijn religie, cultuur en taal voordat zij hun kinderen kunnen stimuleren. Halsstarrige vasthoudendheid en opleggen van hun wil aan jongeren zal naar mijn mening averechts werken als ze zelf niet in staat zijn te inspireren en te motiveren. Een behoorlijk deel van de oudere generaties zal dus eerst zelf moeten verdiepen in bepaalde zaken over hun religie, cultuur en taal. Het is onze taak om mogelijkheden te creëren, de helpende hand te bieden, open te staan voor dialoog, en bevredigende antwoorden te vinden om hen te motiveren. De jeugd zal zeker zijn bijdrage leveren om ook in Nederland het Hindoeïsme, eventueel in een voor deze tijd van technische ontwikkelingen aangepaste vorm, een blijvende plaats te geven. Het Hindoeïsme zal ook hier in Nederland een voorbeeldfunctie kunnen vervullen vanwege haar filosofie van Ahinsa (het geweldloos oplossen van meningsverschillen), haar filosofie van eenheid in verscheidenheid of vreedzame coëxistentie en haar hoog ontwikkelde theologie. Dat is hard nodig in deze samenleving waar standpunten en gedragingen van diverse groepen steeds verder escaleren, radicaliseren en dus zich harder gaan opstellen tegen de andere groepen.

 

15 jaar Hindoe basisschool Shri Saraswatie