10.3       Het Hindoeïsme in Suriname

pandit S. Bansidhar                        

(132 JAAR MULTICULTURELE SAMENLEVING IN SURINAME)
Het eerste zeilschip "LALLA ROOKH" met de Hindoes uit India aanboord voer op 4 juni 1873 de Surinaamse wateren binnen. Op 5 juni 1873 zetten de eerste Hindoes voet op Surinaamse bodem. De omgeving was vreemd voor hen en de leefomstandigheden totaal anders. Taal, omgangsvormen, eetgewoonten, het voedsel dat voor handen was, bleken totaal te verschillen van wat zij gewend waren. Het werk waarvoor ze naar Suriname waren gehaald viel tegen. De manier waarop ze gewend waren invulling te geven aan hun godsdienstige beleving, bleek niet zo goed mogelijk. Er waren geen Mandir, geen bekende religieuze voorgangers, onvoldoende Heilige Geschriften en voorwerpen die bij de religieuze ceremonieën werden gebruikt. Dit was het vertrekpunt. Van hieruit en hiermee moesten de Hindoes in eerste instantie zich zien te redden. En men besloot te vechten voor een toekomst voor zich en hun nageslacht. Hard werken, volharding en een mentaliteit om te overwinnen, waren hun drijfveren geworden. Ze besloten om de vele hindernissen, tegenslagen, wettelijke maatregelen die het leven negatief beïnvloedden, te trotseren en maakten een vuist tegen deze ongemakken en tegenslagen. Ze begonnen gezamenlijk op te trekken, op te treden en elkaar te ondersteunen, te helpen en extra zorg te besteden aan de jongeren, zieken, ouderen en zwakkeren uit hun groep. Zo werd het leven wat dragelijker voor hen, ondanks de slechte bejegeningen van de plantage directeuren en plantage eigenaren, die hen meer zagen als de KOELIES dan als arbeiders. Het woord '' koelie '' betekent: lastdrager, werker in huurloon, slaaf, knecht. Geen vleiende naam voor mensen die 12 of meer uren per dag onder zeer erbarmelijke omstandigheden lichamelijk zwaar werk moesten verrichten! Het woord Koelie ervoeren en ervaren de Hindoes daarom als zeer krenkend en vernederend. Te meer omdat de blanken en ook de vrijgeworden slaven en anderen de term ook daadwerkelijk in die hoedanigheid gebruikten en neerkeken op de Hindoes. Zelfs de mensen die tot voor kort nog als slaaf hun leven hadden doorgebracht maakten zich op grote schaal schuldig aan deze praktijk van minachting voor de Hindoes. Niettegenstaande de grote ontgoocheling van de pas in Suriname aangekomen Hindoes en de andere vele vernederingen en frustraties, waardoor veelvuldig zelfmoorden werden gepleegd, bleef de meerderheid vechten tegen al deze tegenslagen en tegenwerkingen van diverse zijden.

 Rassendiscriminatie en concurrentiestrijd.
De Hindoes zetten zich volledig in om de grote achterstand op welhaast alle gebieden van het maatschappelijke leven geleidelijk in te halen. Het werd hun passie. Bloed, zweet, tranen en het opzij zetten van het eigen geluk, waren de wapens, waarmee werd gevochten tegen de achterstand en achterstelling. Hun grote ondernemingsgeest en aspiraties begonnen geleidelijk aan vruchten af te werpen. Direct na hun contractperiode vestigden zij zich als zelfstandige landbouwers op de stukjes landbouwgrond die hen ter beschikking werd gesteld door de regering. In hun contract van vijf jaar was opgenomen dat zij na het einde van hun contract een stuk landbouwgrond en honderd gulden zouden krijgen van de overheid. De landbouwgronden waren gewoon oerbos die zij zelf op eigen kracht met eigen lichamelijke inspanning moesten zien te ontginnen om die voor de landbouw geschikt te maken. Ook moest men zelf zorgdragen voor de irrigatie van het water. De gereedschappen die ze ter beschikking hadden voor het ontbossen, en het geschikt maken van de gronden bestonden uit een soort grote kapmes (houwer), een delfschop en een tjap (een combinatie van een soort delfschop en tuingereedschap om onkruid mee te verwijderen). Het grootste deel van het werk moest dus komen van lichamelijke krachtsinspanning van man, vrouw en eventueel zeer jonge kinderen. Stukje bij beetje kwam de productie van landbouwgewassen als rijst en groenten op gang. Een huis was er nog niet, de eerste jaren waren het hutten van boomstammen en dakbedekking van palmbladeren die onderdak verschaften. Na jaren van sparen uit de geringe opbrengsten uit de verkoop van de landbouwproducten, konden enkelen een begin maken met de bouw van een zeer eenvoudige woning. Ze hadden al snel door dat de vrijgeworden slaven de lagere banen op de kantoren, winkels en vrije beroepen gingen bezetten doordat zij in de Nederlandse taal konden communiceren. Het was dus een harde noodzaak om ook hun kinderen naar school te sturen. Maar ze wisten ook dat de kinderen heel hard nodig waren op de kostgronden om met het hele gezin samen voldoende inkomsten te kunnen verwerven. Om zelfs een sober leven te kunnen leiden was dit een harde noodzaak. Toch kozen de ouders voor de toekomst van hun kinderen. Ze beseften heel goed dat zij als ouders nog meer en nog zwaardere offers zouden moeten brengen om de weg vrij te maken voor een betere toekomst voor hun kinderen. Ze besloten hun kinderen naar de school te sturen. De kinderen moesten kilometers te voet op zeer slechte, modderige paden lopen om zo enig onderwijs te krijgen. Het was niet meer dan het leren van de meest elementaire begrippen van de vakken taal, rekenen enz. Maar hiermee was de trend gezet. En niet lang hierna werden de eerste leerlingen van de tweede generatie ingeschreven op de scholen in Paramaribo. Dit gaf hen de mogelijkheid om daarna door te stromen naar het voortgezet onderwijs. Dit was alleen mogelijk in de hoofdstad Paramaribo! Aangezien de Hindoes voor haast 100 % als landbouwers waren begonnen, woonden zij ver weg van de hoofdstad Paramaribo. En het bezoeken van de school ver weg in Paramaribo was alleen mogelijk als zij huisvesting voor hun kinderen konden vinden in Paramaribo. Daarnaast moesten zij de kosten van huur, voeding en verzorging en andere kosten eveneens op zich nemen. De kinderen kwamen in een vreemde omgeving, waar of Nederlands of Negerengels werd gesproken, terwijl zij thuis alleen maar Hindoestaans (Sarnamie) spraken. Dat was eerst een extra probleem voor de kinderen. Alleen een heel kleine groep Hindoes was in staat -en dan ook nog met veel inspanning- om de hoge kosten op te brengen om hun kinderen goed onderwijs te kunnen laten volgen ver weg van huis. De kinderen beseften wat voor offers hun ouders voor hen brachten. Zij deden zeer goed hun best op school.

 En zo brak het moment aan dat de eerste Hindoe leerlingen hun vierde rangs diploma behaalden! Voor leerkrachten was dat de laagste in rang, maar voldoende voor de Hindoes om hierdoor verder geïnspireerd te raken. De Nederlandse en creoolse (vrijgeworden slaven) groepen, die al die tijd een politiek hadden gevoerd van uitsluiting van de Hindoes, hebben nog lang getracht om de opmars van de Hindoes op zijn minst te traineren. Voor de creoolse groep speelde nog meer. Zij werden als de grootste groep en de groep die op alle gebieden een voorsprong hadden, plotseling geconfronteerd met een andere groep. Deze groep begon zich langzaam te presenteren op de scholen en ook op de arbeidsmarkt (winkels, kantoren). Dit werd door die groep als minder prettig ervaren en men begon door hun betere positie op de arbeidsmarkt en op de overheidskantoren bij het aannemen van Hindoes zeer selectief aan het werk te gaan zodat zij hun bevoorrechte positie konden blijven behouden. Ook het stelselmatig en doelbewust spreken van de KOELIES droeg er niet toe bij om een toenadering te bewerkstelligen tussen de twee groepen. De economische situatie begon ook meer en meer een rol te spelen. De ondernemingsgeest, de spaarzaamheid en de drang naar een betere positie in de samenleving motiveerden de Hindoes steeds meer om de ingeslagen weg van hun ouders te blijven volgen. Op het gebied van onderwijs was de drempelvrees overwonnen en al gauw was naast de intrede in het onderwijs als leerkracht ook de eerste Hindoe geslaagd als jurist (advocaat). Enige tijd later gevolgd door de eerste medicus enz. En deze ontwikkeling was een zodanige stimulans dat thans de Hindoe in geen enkel opzicht de mindere is van welke andere bevolkingsgroep dan ook bij het leveren van academici, doktoren, juristen, rechters, notarissen, leerkrachten, ambtenaren voor de ministeries, technici en gekwalificeerd, deskundig personeel op alle denkbare terreinen. En daarnaast nemen zij ook in de landbouw, handel, transport een bijzondere positie in. En ook op het politieke vlak is hun invloed en betrokkenheid van dien aard dat geen enkele partij een regering zal willen vormen zonder de Hindoes te betrekken in het staatsbestel. De eerste bekende Hindoe Politieke Partij heette de Verenigde Hindoestaanse Partij (VHP) onder leiding van de zeer bekende VHP leider jurist en parlementslid Jaggernath Lachman. Hij heeft gedurende vele regeringsperioden de functie van parlements-voorzitter bekleed en werd in die hoedanigheid ook door de niet-Hindoes gerespecteerd. De Verenigde Hindoestaanse Partij (VHP) en de Hindoe religieuze organisaties hebben doelbewust een politiek van verbroedering tussen alle bevolkingsgroepen als leidraad gekozen en uitgedragen. Hun boodschap aan de Hindoes en via de Hindoes aan de totale Surinaamse bevolking was te streven naar ''eenheid in verscheidenheid''. Individueel is een ieder vrij om te geloven wat hij wil, te gaan en te staan waar hij wil. Maar als burger van het land moeten alle burgers met elkaar in harmonie leven en met zijn allen gezamenlijk werken aan de ontwikkeling van land en volk. Ook de leiders van de diverse religieuze stromingen binnen het Hindoeïsme hanteren dit overlegmodel en propageren de toenadering tot elkaar, respect voor en acceptatie van andersdenkenden en anders gelovenden. Ook zij propageren de eenheid tussen de diverse bevolkingsgroepen met als leuze: Eenheid in verscheidenheid en het vreedzaam naast elkaar en met elkaar leven.

 Het is een bijzondere prestatie van de Surinaamse bevolking om komend uit zovele landen met ieder een eigen taal, cultuur en godsdienst, in Suriname een multiculturele samenleving tot stand te brengen. Ondanks wrevels, verschillen in opvatting, achterdochten over en weer en onderlinge wedijver, leeft de bevolking toch vredig met elkaar, letterlijk en figuurlijk naast elkaar en steeds meer ook met elkaar. Dit is zeer zeker een grote verdienste van de politieke, religieuze leiders, de religieuze voorgangers (pandits). Zij bleven steeds hameren op de Hindoe filosofie van verbroedering, verdraagzaamheid en liefde voor anderen. Uiteraard is dit ook de verdienste van de andere politieke leiders die op hun manier hierop (noodgedwongen) moesten anticiperen. Voor de Hindoes die thans in Suriname wonen en wiens voorouders uit India als contractarbeiders naar Suriname zijn gehaald, is Suriname niet alleen hun geboorteland, maar ook het land waarvoor ze zich volledig willen inzetten. In deze periode van 132 jaar hebben ze zich ontwikkeld tot volwaardige en verantwoordelijke Burgers van Suriname. Burgers die ook wat te bieden hebben uit hun eigen cultuur en godsdienst. Dit wordt steeds meer geaccepteerd of gedoogd door de andere groepen. Omgekeerd wordt door de Hindoes de andere culturen en godsdiensten gerespecteerd. En na 102 jaar Hindoeïsme in Suriname vond er weer een soort migratie plaats van Hindoes uit Suriname. Nu waren de rollen iets anders. Nederland had Hindoes uit India naar Suriname gehaald voor arbeid op de Nederlandse plantages in Suriname. De nakomelingen van die Hindoes verkozen in 1975 in groten getale om naar Nederland te verhuizen. Nu niet als Indiase contract arbeider. Nu kwamen zij als Hindoes met een Nederlands paspoort, dus als Nederlanders naar Nederland. Laten wij nu nagaan hoe de Hindoes het in Nederland doen.

 

15 jaar Hindoe basisschool Shri Saraswatie