Net
als alle godsdiensten, heeft ook het
Hindoeïsme perioden van bijzondere bloei
meegemaakt, maar ook perioden die het
Hindoeïsme diep in haar wezen hebben
geraakt en die hun sporen hebben
achtergelaten. Deze zijn nog steeds merkbaar
in de Indiase samenleving. Vóór
de invasies door buitenlandse volkeren en
buitenlandse machten waren alle bewoners van
India belijders van het Hindoeïsme in
haar diverse vormen. Alle volkeren die India
binnendrongen deden het met de bedoeling om
het land onder eigen heerschappij te
plaatsen. Vervolgens werd met dwang en door
bedreiging, terreur, moord, verkrachting en
dergelijke het volk zodanig onder druk gezet
dat men noodgedwongen moest overgaan tot het
aannemen van de opgedrongen vreemde
godsdiensten en leefregels. En om het eigen
geloof snel ingang te doen vinden werden ook
de dingen die de mensen nog dagelijks
herinnerden aan hun eigen godsdienst,
stelselmatig vernietigd, verwoest. De
belangrijkste uiterlijke kenmerken van een
geloof zijn de Heilige Geschriften en de
gebedshuizen, die de Hindoes Mandier noemen
en tekens op lichaam of huizen.
De
buitenlandse indringers, bezetters van India,
hebben met grote inzet en met veel
ongeoorloofde, onmenselijke middelen, op
stelselmatige wijze deze kenmerken trachten
te vernietigen of te minimaliseren. Daarnaast
werden allerlei manieren gebruikt om de
mensen te dwingen hun geloof te verwerpen en
het geloof van de indringers aan te nemen. De
verbranding en vernietiging van Mandirs
(Hindoe gebedshuizen) zijn bekend. Minder
bekend is misschien, dat India in die tijd de
grootste universiteiten en bibliotheken van
de wereld bezat. De boekverbrandingen die wij
in het westen kennen, verdwijnen in het niets
als men weet dat vele bibliotheken in India
met duizenden en duizenden heilige en andere
boeken vele maanden bleven branden en
smeulen. Veel van de allerheiligste
religieuze boeken zijn op die manier verloren
gegaan, waardoor de generaties daarna niet
konden terugvallen op hun Heilige
Geschriften. Wanneer we bedenken dat de
bezetting van India door diverse volkeren en
landen meer dan duizend jaar heeft geduurd,
en dat India pas in 1947 haar
onafhankelijkheid terugkreeg, dan zal het
niet moeilijk zijn te beseffen dat in die
duizend jaar het Hindoeïsme een zeer
grote slag is toegebracht en haar
geschiedenis door de buitenlandse heersers
ook in hun voordeel is vervalst. De jongeren
hebben in die 1000 jaar die vervalste
geschiedenis moeten leren. Dat betekent dat
velen dat beschouwen als hun ware
geschiedenis.
Nu India langzaam
herstelt van de toegebrachte geestelijke en
economische schade door de diverse bezetters,
begint men langzaam weer aandacht te besteden
aan zijn eigen ware geschiedenis, cultuur,
religie en economie. Jonge Hindoe
wetenschappers komen nu met bewijzen die op
de meest moderne en wetenschappelijke manier
zijn verzameld, hoe de geschiedenis in
werkelijkheid was. Een ander opmerkelijk feit
is, dat ook tijdens de overheersing gedurende
duizend jaar, en ondanks de pogingen om de
Hindoe cultuur en godsdienst te
minimaliseren, de heersers er niet in
slaagden om de gehele bevolking te
demoraliseren. Velen bleven hun godsdienst
trouw, bleven het openlijk belijden en hebben
er zelfs voor gevochten. Ze waren zelfs
bereid hun leven te geven in de strijd om hun
godsdienst te beschermen. Anderen bleven op
onopvallende manier in de privé sfeer
hun geloof en cultuur trouw. In huiselijke
kring werd gebeden, en de kinderen er op
voorbereid om dat ook door te kunnen geven
aan hun kinderen. Ondanks de
boekverbrandingen op zeer grote schaal,
bleven de boeken in privé bezit en
privé collecties, kleine bibliotheken
in ver afgelegen plaatsen bewaard. Langzaam
begon het ook tot de overheersende machten
door te dringen dat ze niet in staat waren om
het moreel van de mensen te breken en het
nieuwe geïntroduceerde geloof in die
mate ingang te doen vinden zoals zij hadden
gewild en gehoopt. De antwoorden van het
Hindoeïsme op de toegepaste
onderdrukking, vernedering, onderwerping
waren:
- de vergeving van deze buitenlandse heersers
(vijanden)
- hen met liefde behandelen ondanks de door
hen gepleegde wreedheden
- openstaan voor de toenadering tot hen
- ook ten aanzien van hen de leer van de
geweldloosheid (Ahinsa) toepassen
- ook hen een plaats te geven in de
samenleving.
Door de toepassing van deze leerstellingen
van het Hindoeïsme waren zij in staat om
onder de moeilijkste omstandigheden te
overleven. Het Hindoeïsme had hen in
staat gesteld om een soort natuurlijke
veerkracht te ontwikkelen. Deze natuurlijke
veerkracht van het Hindoeïsme is de
oorzaak, de reden dat zij ook vandaag nog na
al de onderdrukking en de pogingen tot
ondergraving van het geloof en de cultuur nog
steeds springlevend zijn.
De Hindoe cultuur
heeft de kracht om nu nog miljarden mensen op
een positieve wijze te beïnvloeden en
vormt nog steeds een bron van inspiratie voor
hen. Andere eens zo beroemde culturen als de
Griekse, Romeinse en Babylonische zijn
inmiddels verdwenen of bijna in de
vergetelheid geraakt. De Tolerantie, de
veerkracht, het aanpassingsvermogen, de
verdraagzaamheid, het vermogen om zelfs de
tegenstanders een plaats te geven in de eigen
samenleving, heeft de Hindoe gemeenschap
telkens weer de kracht gegeven om de
onderdrukking en vernedering niet alleen te
verwerken en daartegen weerstand te bieden,
maar tevens de kracht gegeven om die te
overleven. Ofschoon een deel van de Hindoes
die India vóór de
onafhankelijkheid hebben verlaten, een deel
van de gruweldaden gepleegd door de
verschillende bezetters van India niet of
niet de hele periode hebben meegemaakt
gedurende de laatste 50 jaar, hebben zij wel
degelijk aan den lijve ondervonden hoe zij en
de bevolking van India toen al werden
behandeld en vernederd.
Misschien
is naast hun cultuur en religie ook die
ervaring van invloed geweest bij het opbouwen
van een nieuw leven ver weg van India in een
voor hen totaal vreemd land en vreemde
omgeving. Ze konden op geen enkele wijze
terugvallen op familie in India en hadden
geen enkele mogelijkheid om gedurende de
eerste vijf jaar naar hun geboorteland terug
te kunnen keren. Zonder het goed te beseffen
waren zij in een land terecht gekomen waarvan
zij de naam nooit eerder hadden gehoord. Ze
wisten zelfs na aankomst niet waar ze precies
waren terechtgekomen. Wat ze wisten was dat
ze bijna zes maanden in een zeilschip de
overtocht hadden gemaakt. Dit bracht hen tot
wanhoop, want ze wisten nu zeker dat ze
nimmer meer op eigen kracht zouden kunnen
ontkomen of terugkeren naar hun geboorteland.
En zo zijn vele duizenden in diverse landen
terechtgekomen! Dit wordt ook het vertrekpunt
voor de beschrijving van het Hindoeïsme
in Suriname.