2.2         De situatie in Rotterdam

pandit S. Bansidhar                        

 
Een vrijwel identiek initiatief werd in Rotterdam door pandit S. Bansidhar, voorzitter van Stichting Jaagritie, tijdens een verkennend gesprek voorgelegd aan enige pandits van de Sanatan Dharma en de Aarya Samaadj. Helaas waren zij niet bereid om dit initiatief te ondersteunen. Tegenstellingen onderling tussen de diverse geloofstromingen bleek een groot obstakel te vormen om de voorgestelde samenwerking tot stand te kunnen brengen. Alleen de bestuursleden van Stichting Jaagritie en enkele andere personen waren enthousiast en ook bereid om dit initiatief tenvolle te ondersteunen. Door deze tegenslag moesten de initiatieven en de te volgen strategie worden heroverwogen. Ondanks de non-coöperatie werd besloten om het initiatief voort te zetten. Alle bestuursleden van Stichting Jaagritie wilden dit initiatief nu met een nog grotere inzet laten slagen. Daarnaast waren enkele personen op persoonlijke titel bereid om de oprichting van een Hindoe basisschool te helpen verwezenlijken. Ik acht het mijn plicht om middels het vermelden van de namen hieronder, deze personen te danken voor hun inzet, voor hun ondersteuning, voor de offers die ze hebben gebracht om de totstandkoming van de Hindoe basisschool Shri Saraswatie mogelijk te maken.

 Mijn persoon (pandit S. Bansidhar) als de voorzitter van Stichting Jaagritie en initiatiefnemer voor de oprichting van de school. Bestuursleden van stichting Jaagritie en tevens ondersteuners van het initiatief waren: wijlen de heer J. Dewkie, de heer pandit R. Mahatam, de heer G. Ramdjielal, de heer L. Sadhoe, de heer J. Harnam, de heer J. Kalicharan, de heer R. P. Ramadhin. De heer R. Nieddha op persoonlijke titel (voorzitter van stichting Satsang Ramayan Samaadj), de heer Kamaansing op persoonlijke titel (bestuurslid van de Vaidiek Sanghatan Jyotie) en wijlen de heer Sardhanand Malhoe.

 Er werd een plan van aanpak gemaakt. pandit S. Bansidhar trad op als woordvoerder en coördinator. En de heer G. Ramdjielal ondersteunde hem op zeer goede manier bij de gesprekken met de gemeente Rotterdam. De leden begonnen een huis aan huis voorlichtingscampagne. Ouders werden gevraagd hun kinderen in te schrijven op de nog op te richten school. In eerste instantie waren de reacties van ouders overwegend positief. Maar de gesprekken met Gemeente Rotterdam vertoonden veel gelijkenis met die van Den Haag. Ook hier was men zeer terughoudend. Volgens de gemeente zou dit de integratie in de weg staan. De aanvragers van de vergunning benadrukten dat integratie ook inhoudt dat de Nederlandse samenleving kennismaakt met de normen en waarden van mensen met een ander godsdienst en cultuur. Er werd op gewezen dat op de openbare en bijzondere scholen totaal geen aandacht wordt besteed aan de Hindoe cultuur, religie, taal enz. De duizenden christelijke en moslimscholen hebben er geen belang bij om dat te doen. Geen enkele andere school heeft er enige behoefte aan om de Hindoe kinderen de Hindoe taal, het Hindi, te leren of hen iets te vertellen en te laten beleven van hun eigen godsdienst en cultuur. De Hindoe ouders zouden gaarne zien dat dit wel gebeurde. Maar ze moesten constateren dat de scholen hun kinderen op geen enkele manier zouden stimuleren om de eigen culturele, religieuze identiteit te leren kennen. De aanvragers van de vergunning wezen er ook op dat dit even noodzakelijk was als bij de islamitische groepen. Voor deze groep werd door de regering gezorgd door het mogelijk maken en subsidiëren van het Onderwijs in Eigen Taal en Cultuur (OETC). Als de overheid de Hindoe basisschool niet wilde subsidiëren dan was het toch zeer redelijk dat de Hindoes ten minste in de gelegenheid werden gesteld dat de gemeente de gevraagde vergunning verleende voor de oprichting van de eigen Hindoe basisschool, zodat zonder subsidie van de overheid aandacht kon worden besteed aan eigen taal, godsdienst en cultuur, naast gedegen onderwijs volgens de in Nederland geldende normen.

 Gewezen werd op het feit dat de kinderen die een stevige basisvorming in eigen kring achter de rug hebben, veel makkelijker in staat zijn om op basis van gelijkwaardigheid verder met anderen deel te nemen aan het vervolg onderwijs. Ook de onrust en onvrede over de stagnerende doorstroom van de kinderen naar hogere vormen van onderwijs was een punt van bijzondere zorg. Dit was weer een ander argument en aanleiding voor de poging tot oprichting van de Hindoe basisschool! Juist hier speelt de basisschool een fundamentele rol. Hier wordt de basis gelegd voor een stevig fundament voor goed onderwijs. En goed onderwijs is een belangrijke voorwaarde voor de emancipatie en de integratie. Goed onderwijs wordt het pas als het is aangepast aan de onderwijsbehoeften en mogelijkheden van de leerling. En op de basisschool wordt zeker ook de basis gelegd voor een evenwichtige lichamelijke-, geestelijke-, maatschappelijke en intellectuele ontwikkeling van het kind. Op de basisschool moeten de achterstanden worden weggewerkt zodat bij de intrede van het voortgezet onderwijs de leerling volledig en goed kan meedraaien met de anderen.

De praktijk had al geleerd dat veel kinderen die de capaciteit hadden om onderwijs op HAVO, Lyceum niveau te volgen, werden doorverwezen naar het LBO, speciaal onderwijs of bij wijze van uitzondering enkelen naar de MAVO. De taalvaardigheid van veel kinderen was goed doch onvoldoende om zaken die zij wel begrepen en de stof die zij wel beheersten, helemaal juist te verwoorden. En de leerkracht miste de kennis en vaardigheden om de uitingen van het kind juist te interpreteren.

 Juist hier lag dus de kracht van de eigen Hindoe school. De leerkrachten uit eigen kring waren bekend met de regels en methodieken van het onderwijs op de Nederlandse scholen en waren ook in staat om de belevingswereld en de taal van de leerlingen te begrijpen. Ze konden als geen ander de leerlingen goed vertrouwd maken met de eigen cultuur, religie en Hindoe identiteit. En deze brede basis van Hindoe normen, waarden, religie en goed onderwijs op de basisschool, geven het kind de mogelijkheid om met vertrouwen in eigen kunnen op voet van gelijkwaardigheid het voortgezet onderwijs te volgen. Het kind is dan zodanig gevormd dat het in staat is om met behoud van eigen culturele waarden deel te nemen aan het proces van de integratie en de participatie in de samenleving. Zijn Hindoe cultuur stelt hem nu in staat om samen met anderen te leven en te werken, de zorg van anderen op zich te nemen enz. Al deze argumenten, de volharding van de aanvragers en het feit dat de Grondwet de mogelijkheid bood om de Hindoe school op te richten leidde er toe dat de gemeente Rotterdam uiteindelijk instemde met ons verzoek. In deze slotfase van de onderhandelingen hebben de heren Rajaram Tewarie en Kartaram van Stichting Hindoe Onderwijs in Den Haag ook adviserende ondersteuning verleend. Zij konden ook de positieve ervaringen van de scholen in Den Haag en Amsterdam aanvoeren om ons verzoek verder te ondersteunen.

 

15 jaar Hindoe basisschool Shri Saraswatie