2   De Hindoe basisschool Shri Saraswatie
in Rotterdam

pandit S. Bansidhar en Schoolteam                       

 
2.1          Inleiding

pandit S. Bansidhar                       

Het hoeft geen betoog, dat kennis en goed onderwijs, het gezichtsveld van de mens verbreden en zijn kansen voor deelname in het maatschappelijke proces vergroten. Zijn betrokkenheid met het gebeuren in de samenleving neemt toe; zijn motivatie om als mens ook een goede burger te worden geeft hem mede daardoor een bijzondere inspiratie. Natuurlijk zien ouders graag dat hun kinderen ook die goede kennis kunnen opdoen. Maar zeker een groot deel van de ouders ziet ook graag dat daarnaast die kennis wordt gecombineerd met een stukje eigen identiteit. Dat houdt in dat de ouders graag zouden zien dat die kennis wordt afgestemd op culturele (eigen) waarden, normen, taal, godsdienstbeleving enz.

 De Hindoe filosofie leert dat dit tevens moet gebeuren met inachtneming van de regels die gelden in het land waar men woont. En de Hindoe cultuur en normen gaan er ook van uit dat je de democratische regels van het land waarin je woont niet alleen moet gehoorzamen, maar ook moet helpen uitdragen! De Hindoe ouders zagen ook dat de grondwet aan alle groepen gelijke rechten toekent en geen enkele groep uitsluit op basis van ras, geloof, afkomst, enz. Het was duidelijk dat de wet in Nederland mogelijkheden bood om, met in achtneming van de geldende regels, een Hindoe school op te richten. In de Nederlandse samenleving zagen zij dat vertaald in de vorm van het openbaar onderwijs naast scholen op godsdienstige dan wel levensbeschouwelijke basis zoals Rooms-katholieke, Protestantse, Joodse, Humanistische, etc.

 Let wel! Deze bijzondere scholen zijn opgericht door mensen met welhaast dezelfde cultuur. Ze zijn allemaal christenen, en een klein deel zijn joden; ze hebben dezelfde taal, dezelfde achtergrond, haast dezelfde eet- en leefgewoonten! En ondanks deze overeenkomsten hebben zij toch de behoefte gehad om specifiek voor hun geloofsrichting of stroming, aparte scholen op te richten. En ze hebben daarvoor heel veel strijd geleverd. Tegen de achtergrond van deze feiten zal het de lezer niet moeilijk vallen om te kunnen begrijpen dat de Hindoes ook graag zagen dat hun kinderen ook op dezelfde manier naar scholen van hun eigen (religieuze) keuze zouden kunnen gaan. Ze vroegen daarmee niets extra's, ze vroegen daarmee geen gunsten, ze vroegen de gemeenten ook niet om een positieve discriminatie toe te passen of hen extra tegemoet te komen. Ze vroegen om net als de anderen, ook gebruik te mogen maken van de door de Grondwet gewaarborgde rechten.

 Meer nog, in tegenstelling tot de autochtone Nederlanders die voor de diverse stromingen elk aparte scholen hebben, vroegen de Hindoes vergunning voor één school voor alle stromingen uit het Hindoeïsme. Het was een grote zorg voor de ouders dat hun nog jonge kinderen die ook nog getalsmatig een kleine minderheid vormden van de schoolpopulatie, op deze scholen niets zouden kunnen leren over hun eigen identiteit en hun eigen cultuur.
Zij zagen dat op de scholen alleen de christelijke tradities en cultuur aan bod kwamen. Er was geen plaats en geen aandacht voor de culturen van andere grote groepen die inmiddels deel uitmaakten van de Nederlandse samenleving. Bij de Hindoes ging het om kinderen die kwamen uit een andere omgeving, met een andere cultuur en een grote taalachterstand. Ze hadden onvoldoende kennis van de Nederlandse samenleving en van de andere culturen, godsdiensten, leef- en eetgewoonten enz. De kinderen waren onvoldoende of totaal onbekend met het Nederlandse onderwijsmilieu. De leerkrachten van deze christelijke scholen waren voor het merendeel niet in staat deze leerlingen te begeleiden, omdat ze niet waren voorbereid op het geven van les aan kinderen met een Hindoe achtergrond.

Het was bekend dat een deel van de (allochtone) kinderen uit Suriname op het gebied van de taalvaardigheid een achterstand hadden ten opzichte van hun Nederlandstalige leeftijdsgenoten. Dat was mede de reden waarom vele Nederlandse onderwijsdeskundigen pleitten voor een voorschoolse opvang waarbij door middel van een tweetalig onderwijs programma de achterstand snel kon worden weggewerkt of verkleind. Het uitgangspunt was dat de eigen taal en cultuur zeer belangrijk was voor de ontwikkeling van jonge kinderen. En met deze aanpak was het eveneens veel makkelijker om de kinderen de Nederlandse taal snel te leren.

Ondertussen begonnen de eerste gevolgen van de door de ouders gesignaleerde situatie zichtbaar te worden. Er waren kinderen die wel begaafd waren, maar niet altijd in staat waren om in perfect Nederlands een en ander te verwoorden. En aan de andere kant waren de leerkrachten, die vaak niet is staat waren de kinderen te begrijpen en hun antwoorden op de juiste wijze te interpreteren. Gevolg hiervan was dat bijna al deze leerlingen werden doorverwezen naar het LBO. De enkelingen die naar de MAVO en soms naar HAVO etc. werden doorverwezen moesten er blij om zijn. Uiteraard leidde dit tot frustraties bij de kinderen en ouders. De frustraties van de ouders werden ook nog versterkt door hun eigen problemen betreffende de woon- en werkmogelijkheden. Deze zeer zorgelijke situatie vroeg om een snelle oplossing. En de ouders hadden die niet. Enkele Hindoes die erg begaan waren met deze situatie, begonnen te zoeken naar oplossingen voor dit probleem. In Denhaag gebeurde dit onder de bezielende leiding van pandit Rajaram Tewarie die een aantal mensen uitnodigde om te praten over deze situatie. Ze namen het initiatief om de mogelijkheden te verkennen voor het oprichten van een Hindoe basisschool. Dat dit gepaard ging met heel veel problemen en niet in het minst door de terughoudendheid van de overheid, is inmiddels wel bekend. De aanvraag werd ingediend bij de Gemeente. De Hindoe godsdienst zou uitgangspunt zijn van de school en de school zou voor iedereen die de Hindoe levensovertuiging erkende, toegankelijk zijn. Inmiddels waren de eerste Islamitische scholen al gestart. En nu dus nog een andere groep die een eigen school wil beginnen. Voor de Gemeente was dat een ontwikkeling die ze met argwaan bekeek. Hun eerste gedachte was dat dit zeker zou leiden tot de segregatie; afzondering van bevolkingsgroepen, en de gemeentelijke instanties waren zeer terughoudend om enige toezegging te doen. Zij waren van mening dat op de openbare scholen de integratie beter tot zijn recht zou komen. Ze brachten veel meer van dit soort argumenten naar voren om de Hindoes kennelijk te ontmoedigen. Maar dankzij de vasthoudendheid van de aanvragers en hun pleidooi dat de Grondwet duidelijke taal sprak, bleek de gemeenteraad na veel aarzelingen bereid om de vergunning te verlenen. En binnen korte tijd konden twee Hindoe scholen hun deuren openen. Eerst de Shri Vishnu school in Denhaag en vervolgens de Shri Lakshmie school in Amsterdam.

 

 

 

15 jaar Hindoe basisschool Shri Saraswatie