Inhoud | Krishna voor Kinderen | Over Hayes'var Das | Krishna in Dvârakâ | Uddhava Gîtâ | Bhagavad Gîtâ

Krishna in Vraja en Mathurâ

De Bovennatuurlijke Geschiedenis van het Spel van
Krishna in Vraja en Mathurâ


Onverkort herdicht naar de oorspronkelijke Sanskriet verzen van het Bhâgavata Purâna






             



Hoofdstuk 9


Waarin Moeder Yashodâ de Opperheer aan een stampblok vastbindt.


Shukadeva zei:

Tekst 1
Eens, toen de dienaressen van
Yashodâ, Nanda's wederhelft,
Wat anders deden, karnde zij,
Hun meesteres, de yoghurt zelf.

Tekst 2
Terwijl ze daarmee bezig was
Kwamen er liedjes in haar op
Die Vraja over Krishna zong -
En zingend karnde ze volop.

Tekst 3
'n Fijn zijden kleed om haar heupen zo vol,
                ['n snoer eromheen gewonden,
Borst naast borst schuddend en druipend van melk,
                [steeds meer aan 't Kind zich hechtend,
Trok d' o zo schone het touw heen en weer -
                [al haar sieraden dansten -
't Voorhoofd bedruppeld van 't hevige werk -
                [bloesem viel uit haar vlechten.
 
Tekst 4
Op moeders melk belust stond toen
Hari plots aan haar zij en hield
De karnstok met Zijn handjes stil -
Ze raakte van geluk vervuld …

Tekst 5
Ze nam Hem op schoot gauw en gaf Hem fijn de borst,
Die drupte van liefde, en keek Hem lachend aan.
Toen kookte de melk - zag ze - over op het vuur.
Snel zette ze 'M neer, naar Hij was nog niet voldaan.

Tekst 6
Hoe kwaad beet Hij Zich op Zijn trillend rode lipj'
En plengd' uit Zijn oogjes een waterlandervloed…
Daar greep Hij de karnpot en sleepte 'm mee in huis
En brak hem en deed Zich aan 't boterspul te goed.

Tekst 7
Nadat ze de kokende melk had neergezet
En omziend de yoghurtpot stukgeslagen vond
Begreep d' herderin dat haar Zoontje 't had gedaan
En speurde z' in 't rond met een glimlach om haar mond.

Tekst 8
Hij stond op het stampblok, dat Hij had omgekeerd,
En gaf van een schommelplank boter aan een aap.
Hoe zwenkte Zijn schichtige blik van links naar rechts…
Van achter besloop ze de schuldbewuste Knaap.

De schommelplank werd naar oud gebruik naar de zoldering opgehesen om de inhoud van boter- of yoghurtpot buiten bereik van grijpgrage vingers te brengen.


Tekst 9
Toen Hij daar Zijn moeder zag zwaaien met een stok
Ontsnapte Hij haar met een sprong - Hij leek wel bang! -
En zij 'M achterna, die geen yogi met zijn geest,
Hoe weids ook door zelftucht vergroot, ooit vatten kan.

Tekst 10
Van leest lieflijk slank maar van heupen overvol,
Kwam Moederlief moeizaam vooruit met haar gejaag,
Terwijl uit haar haren een bloesemregen viel -
Maar eindelijk had ze 'M toch beet, de kleine Blaag.

Tekst 11
Ze pakte de Deugniet, die huilde, bij een arm -
Zijn oogzwart verspreidde zich over Zijn gezicht
En wagenwijd sperden Zijn kijkers zich van vrees…
Hoe dreigend hield Moeder de stok naar Hem gericht!

Tekst 12
Maar toen ze 't Kind zo angstig zag
Wierp ze de stok uit liefde neer
En dacht: "Ik bind Hem liever vast."
Ze wist niet: Krishna is de Heer.

Tekst 13
Hem die begin noch einde kent,
Binnen noch buiten, die zowel
In als buiten en vòòr en na
De wereld is, de wereld zelf…

Tekst 14
Hoewel geen mens Hem peilen kan,
Hem aanziend voor een mensenkind,
Wilde ze 'M als van vlees en bloed
Aan 't stampblok binden, d' herderin.

Tekst 15
Het touw waarmee ze d'Onverlaat,
Haar eigen Zoontje, vastbond was,
Zag Nanda's vrouw, twee duim te kort:
Ze knoopte 'r 'n ander touw aan vast.




Tekst 16
Maar daarmee kwam ze weer niet uit,
Dus nam ze nog een ander eind,
Maar weer miste ze net twee duim -
Wat z' ook probeerde, 't bleef te klein.

Tekst 17
Yashodâ lachte terwijl z' àl
Het touw in huis tezamen bond -
En alle gopi's lachten mee -
Maar tegelijk stond ze verstomd …

Tekst 18
Toen Krishna haar zo zwoegen zag,
Badend in 't zweet, geen bloem in 't haar,
Schonk Hij haar eindelijk Zijn gunst
En kreeg ze d' eindjes aan elkaar.

Tekst 19
Zo toont Hari hoe Hij Zich buigt
Voor wie zich aan Hem wijden wil,
Hoewel Hij eigen Meester is
En Heer der heren van 't heelal.

Tekst 20
Heer Brahmâ noch Heer Shiva ook
Noch Sri zelfs, immer aan Zijn zij,
Ontving van Hem die elk verlost
Zoveel genade ooit als zij.

Sri is Vishnu's Gemalin. Hoeveel tederheid Vishnu Sri ook schenkt, Krishna's liefde voor Yashodâ gaat daarbovenuit.


Tekst 21
Haar Zoontje, d' alvervulde Heer,
Laat Zich zo makkelijk niet zien
Aan wijze, yogi of asceet
Als aan wie Hem in liefde dient.

Tekst 22
Terwijl Zijn moeder bezig was
Keek Krishna naar de bomen - twee -
Waarin Kuvera's godenzoons
Veranderd waren lang gelee.

Tekst 23
Nalakuvar' en Manigriv',
In 't hemelrijk alom beroemd,
Waren door Nârad' om hun trots
Tot een bestaan als boom verdoemd.



(bron: S.B.
10.9)
[De naam van de artiest van het schilderij op deze pagina is onbekend].

 



       


                              




Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Site-overzicht | Zoeken