Inhoud | Krishna voor Kinderen | Over Hayes'var Das | Krishna in Dvârakâ | Uddhava Gîtâ | Bhagavad Gîtâ

Krishna in Vraja en Mathurâ

De Bovennatuurlijke Geschiedenis van het Spel van
Krishna in Vraja en Mathurâ


Onverkort herdicht naar de oorspronkelijke Sanskriet verzen van het Bhâgavata Purâna






 

             



Hoofdstuk 25


Waarin Krishna de heuvel Govardhana optilt.

 

 

 

Shukadeva zei:

Tekst 1
Toen Indra in de gaten kreeg
Dat hem geen eer meer werd gebracht
Maakt' hij zich kwaad op 't herdersvolk,
Dat Krishna als zijn Meester zag.

Tekst 2
De woedend' Indra, die zichzelf
cAls heer beschouwde van 't heelal,
Gaf aan 't verwoestingswolkenpak,
Sâmvartaka, als volgt bevel.

Het verwoestingswolkenpak komt normaal slechts in actie bij de ontbinding van het heelal, wanneer Rudra dansend op zijn trom beukt en door de geluidstrillingen daarvan alle kosmische structuren ontbindt.


Tekst 3
Die dwaze herders in het bos -
Wat zijn ze trots op hun bezit
Dat ze hun god versmaden voor
Die Krishna, 'n sterveling, meer niet!

Tekst 4
Er zijn er die de levenszee
Op 't zogenaamde schip van werk
En offers willen overgaan,
In Zelf-kennis beslist niet sterk:

Het "schip van werk en offers" is het geheel van handelingen, in de Veda's aanbevolen, waardoor men de oceaan van het materiële bestaan kan oversteken.


Tekst 5
Zo zijn die herders, die hun heil
Nu zoeken bij 'n waanwijze Blaag,
Die Krishna met Zijn dom geklets,
Hetgeen mij hogelijk mishaagt.

Tekst 6
Maak korte metten met hun trots,
Veroorzaakt door hun rijk bestaan
En Krishna's praatjesmakerij,
En laat hun veestapel vergaan.

Tekst 7
Ik haast m' op mijn krijgsolifant
Aan 't hoofd van mijn stormgodenschaar
Vlak achter jullie aan naar Vraj'
En sla de boel daar in elkaar.

Shukadeva zei:

Op Indra's last dook 't wolkenpak
Van zijn belemmering ontdaan
Uit alle macht op Vraja neer
En viel het herdersdorpje aan.

De belemmering van de wolken bestond erin dat ze alleen bij de ontbinding van het heelal hun gang mochten gaan.


Tekst 9
De bliksem flikkerde door 't zwerk,
De donder rolde heen en weer
En met de kracht van een orkaan
Sloegen de hagelkeien neer.

Tekst 10
In waterzuil naast waterzuil
Stortte de regen zich omlaag
En overspoelde d' aarde zo
Dat niemand berg of dal meer zag.

Tekst 11
De koeien, rillend van de hoos,
Die striemend neersloeg op hun vel,
En man en vrouw, door kou gekweld,
Zochten hun toevlucht bij Gopâl'.

Tekst 12
Hun armen om hun hoofd, hun kroost
Door hun gebogen lijf behoed,
Vielen de mensen huiverend
Hun alvervulde Heer ten voet:

Tekst 13
"O Krishna, Krishna, ons Geluk,
Bescherm ons toch, Gokula's Heer,
Tegen de woede van de god,
Want Jij bemint Je dienaars zeer!"

Tekst 14
Toen Hij hen door de hagelstorm
Geranseld zag en in de war
Begreep d' alwetende Hari:
't Is Indra's woede boos en bar.

Sri Krishna dacht:

Tekst 15
Omdat het offer is gestaakt
Striemt Indra ons met deez' orkaan,
Die niet bij 't jaargetij behoort,
Zodat wij allemaal vergaan.

Tekst 16
Maar 'K heb Mijn geestelijke macht,
Die dit volkomen keren zal …
Weg met de domme praal en trots
Van die vermeende heer van 't al!

Tekst 17
Die hoogmoed past niet bij een god,
Wiens aard vol ware goedheid is:
Ik neem die schurk zo in de tang
Dat Ik zijn heersertrots uitwis.

Tekst 18
Mijn almacht redt dit herdersdorp,
Dat Mij als zijn Beschermer ziet
En als zijn Toevlucht en zijn Zoon -
Zo wil Ik het en anders niet!

Shukadeva zei:


Tekst 19
Toen dan nam Hij de Govardhan'
En hief de hele heuvelboel
Zonder één trillinkj' in de lucht
Zoals een kind een paddestoel.

govardhana


Tekst 20
Daarop zei d' onvolprezen Heer:
"Ach Moeder, Vader, iedereen,
Kom mooi onder de heuvel hier
En breng de rijke kudde mee.

Tekst 21
"U hoeft beslist niet bang te zijn,
De heuvel valt niet uit mijn hand …
U bent beschermd tegen de storm
En al die regen hier - geen angst!"

Tekst 22
Door Krishn' aldus gerustgesteld
Kwam iedereen zonder misbaar
Onder de heuvel met zijn vee,
Zijn aanhang en zijn ossekar.

Tekst 23
Onder het oog van 't hele dorp -
Hij dronk geen slok en at geen hap
En duldde 't ongerief - hield Hij
De berg omhoog en week geen stap.

De traditie wil dat Krishna de heuvel zeven dagen en nachten lang omhooggeheven hield op Zijn linkerpink. Sommige herders vreesden dat Hij die zware taak niet alleen aankon en hielpen Hem een handje door de heuvel met hun stok te schragen. Krishna moet hun daar dankbaar voor zijn geweest.


Tekst 24
Zodra hij Krishna's wonder zag
Was het met Indra's trots gedaan:
Verbouwereerd en machteloos
Liet hij zijn wolken huiswaarts gaan.

Tekst 25
Toen Hij de zon weer stralen zag -
Geen spoor van storm en donderwolk -
Richtte de Heuveldrager Zich
Als volgt tot Vraja's herdersvolk.

Sri Krishna zei:

Tekst 26
Laat varen jullie vrees en ga
Met vrouw en kind en goed van hier.
De hels' orkaan is uitgewoed
En t'ruggestroomd is de rivier.

Shukadeva zei:

Tekst 27
De herders kwamen voor de dag
Met volle kar en al hun vee,
En vrouwen, grijsaards, kinderen
Wandelden kalmpjes met hen mee.

Tekst 28
Govinda, d' alvervulde Heer,
Zette daarop de Govardhan'
Speels op zijn oude plek weer neer -
De hele schepping zag het aan.

Tekst 29
Toen drongen vol liefde de herders van het dorp
Om Krishn' en omhelsden de Jongen allemaal
En - weg van Hem - eerden de gopi's Hem dolblij
Met yoghurt en rijst en met zegens zonder tal.

Tekst 30
Yashodâ, Nanda, Rohini
En d' Allersterkste, Balarâm',
Zegenden en omhelsden Hem,
Van liefde nagenoeg ontdaan.

Tekst 31
De schare goden in de lucht,
De hele hemelingenrij,
Prezen de Heer en strooiden weids
Een bloesemregen naar benee.

Tekst 32
Op godenwenk steeg overal
De klank van pauk en kinkhoorn op;
Gandharva's zongen luid hun lied,
Hun leider Tumburu voorop.

Tekst 33
Omringd door de herders zo vol genegenheid
Ging Krishna met Bal' naar het koeiendorp weerom,
Gevolgd door de gopi's, die blij en diep ontroerd
De hele weg zongen van Zijn verheven roem.


(bron: S.B. 10.25)
Het schilderij op deze pagina is van Indra Sharma.

 



       


                              




Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Site-overzicht | Zoeken