Eer
aan Sarasvatî Devî, Moeder van de
Veda's, het Sanskriet en de poëzie.
Dankzij Haar inspiratie verschijnt hier in
het Nederlands de Uddhava-gîtâ,
het lied dat Krishna, de Alvervulde, eeuwen
geleden tot Zijn boezemvriend Uddhava zong,
een lied van verlossing uit de kringloop van
dood en wedergeboorte, een lied van
bevrijdende liefde. Sarasvatî
Devî is de gemalin van Brahmâ, de
schepper, door wiens mond namens S'rî
Vishnu de Veda geopenbaard werd. Vanaf
Brahmâ manifesteerde zich een waaier
van geestelijke tradities. Een van deze
tradities passeerde in Bengalen S'rî
Caitanya Mahâprabhu (1486-1534), die
velen in India als de wedergekomen Krishna
zien. Caitanya, zo menen Zijn volgelingen,
onder wie S'rî Rûpa
Gosvâmî (1489-1564) de eerste
plaats inneemt, verkondigde in Zijn traditie
de Veda in hoogste en meest eigenlijke zin,
namelijk in die van extatische liefde tot de
Alvervulde. Eer dus vooral aan S'rî
Caitanya en S'rî Rûpa
Gosvâmî. Onder Caitanya's
volgelingen in onze tijd eer ik mijn
persoonlijke geestelijk leraren S'rî
S'rîmad A.C. Bhaktivedanta Svami
Prabhupâda (1896-1977), S'rî
S'rîmad Bhakti Rakshaka S'rîdhara
Deva Gosvâmî (1895-1988) en
S'rî S'rîmad Bhaktivedânta
Nârâyana Gosvâmî
(geb. 1921), reuzen van deemoed en mededogen.
Het is door hun genade dat de
Uddhava-gîtâ voor mij, in
onwetendheid geboren en getogen, is
opengegaan; en dat ik het heb aangedurfd haar
verzen van diepste wijsheid, schoonheid en
liefde in het Nederlands te herdichten. Voor
de tekortkomingen in deze herdichting ben
uiteraard ik alleen verantwoordelijk. Ten
slotte eer ik Sarasvatî Devî's
dienares Premalatâ
devî-dâsî, mijn vrouw.
Zonder haar aanhoudende ondersteuning had ik
de kracht gemist het werk aan de herdichting,
dat in de loop der jaren meermalen hachelijk
hortte, te voltooien.
Hayes'vara
dâsa, S'rî Caitanya Gemeenschap,
Amsterdam, 1992-1998