Inhoud | Krishna voor Kinderen | Over Hayes'var Das | Krishna in Vraja en Mathurâ | Krishna in Dvârakâ | Bhagavad-gîtâ

Uddhava-gîtâ


S'rî Krishna Dvaipâyana Vyâsa

Uddhava-gîtâ

naar de oorspronkelijke Sanskriet verzen van het Bhâgavata Purâna en van aantekeningen voorzien.









             



Hoofdstuk 9


DE YOGA-SIDDHI'S
 


De Alvervulde zei:

Tekst 1
Bij een yogî, die verbonden is,
adem en zintuigen de baas,
zich louter nog van Mij bewust,
doen zich de yoga-siddhi's voor.

Siddhi's zijn bovenmenselijke vermogens die men op verschillende manieren bemachtigen kan, zoals Krishna in dit hoofdstuk beschrijft. Tegelijk waarschuwt Hij dat wie het hoogste pad wil begaan zich niet door de Siddhi's dient te laten bekoren.


Uddhava zei:

Tekst 2
Hoe komt men aan die siddhi's, Heer,
en wat is eigenlijk hun aard
en hoeveel zijn 't er bij elkaar?
Zeg het me, Gij die siddhi's schenkt.

De Alvervulde zei:

Tekst 3
De yogameesters zeggen dat
er achttien zijn, elk met zijn weg.
Daarvan berusten acht bij Mij
en tien bij 't leibandengebied.

Tekst 4
Zo nietig zijn als men maar wenst;
zo groot; zo licht; verbonden zijn
met heel het zintuigendomein;
genieten van al wat men ziet
en hoort; en het beheersen van
ieder vermogen: heerschappij …

Tekst 5
Van banden vrij zijn: zelfbedwang;
vervulling van elke hunkering.
Dat zijn de acht siddhi's, beste vriend,
die men aan Mijn natuur toeschrijft.

Tekst 6
Vrijheid van elke last van 't lijf;
't vermogen om te horen en
te zien wat ver verwijderd is;
snel als de geest gaan waar men wil;
naar wens van vorm veranderen;
elk lichaam binnen kunnen gaan …

Tekst 7
Doodgaan wanneer men het verkiest;
getuige zijn van 't godenspel;
niets wensen of men heeft het al;
ieder bevel zien uitgevoerd …

Tekst 8
Schouwen wat is, was en zal zijn;
onthechtheid van dualiteit;
weten wat in een ander leeft;
geen hinder ondervinden van
zon, vuur, gif, water enzovoort;
door niemand worden overmand:

Tekst 9
Dat zijn kortweg de siddhi's die
uit concentratie voortkomen.
Door welke concentratie men
elk van ze vindt, zeg Ik je nu.

Tekst 10
Wie de fijnstoffelijke geest
aan het fijnstoffelijke bindt,
op Mij gericht als 't allerfijnst,
wordt meester in het nietige.

Tekst 11
Wie zich het mahat-tattva heugt
met Mij als daarin neerliggend,
wordt meester in 't reusachtige,
ook van elk element apart.

Tekst 12
En wie zijn geest verbindt met Mij
als 't kleinste in ieder element
verwerft zich lichtheid, waarbij hij
zo ijl als 't kleinste tijdsdeel wordt.

Tekst 13
En wie zijn geest volledig hecht
aan Mij als 't zuiver sattvisch 'Ik'
verwerft zich prâpti, waardoor hij
heel 't zintuigendomein beheerst.

Tekst 14
Gehecht aan Mij als 't mahat zelf,
waaruit zich het heelal ontspint,
ontvangt men algenot van Mij,
van Wie geen oog de herkomst kent.

Tekst 15
Wie zich aan Vishnu hecht als Tijd
en Meester der drie leibanden
zal heersen over lijf en geest
van ieder wezen in het rond.

Tekst 16
Al wie zijn geest aan Mij hecht als
Nârâyana, die zowel Vierde
als Alvervulde wordt genoemd,
krijgt macht zoals door Mij geschraagd.

Nârâyana, Vishnu, verwijlt als Heer der vierde dimensie boven de drie leibanden.


Tekst 17
Wie puur van geest zich concentreert
op Mij als Brahman ongerept
ontvangt volkomen zaligheid,
waarin hij slechts genot ervaart.

Tekst 18
Wie zich slechts richt op Mij als Heer
van S'vetadvîpa, die niets ben
dan zuiverheid, wòrdt zuiverheid,
aan de zes golven transcendent.

De zes golven: honger, dorst, verdriet, verbijstering, verval en dood.


Tekst 19
Wie opgaat tot de klank in Mij
als prân' en ether, hoort daarin,
indien gezuiverd, het geluid
van al wat leeft geopenbaard.

Tekst 20
Wie 't oog verenigt met de zon
alsook de zon zelf met het oog
en Mij daar innerlijk in schouwt
ziet al wat ver is van nabij.

Tekst 21
Al wie zijn geest met Mij verbindt
en daar het lichaam mee vereent
kan dankzij die verbinding gaan
en staan waar het de geest belieft.

Tekst 22
Wie zich met Mij vereent kan door
de kracht van die verbondenheid
de vorm aannemen die hij wil,
waarbij zijn geest als grondstof dient.

Tekst 23
Wie andermans lijf binnen wil
denkt zich erin, gaat uit zijn lijf
en zweeft er in de geest naar toe,
licht als de wind gelijk een bij.

Tekst 24
Zijn anus sluitend met de hiel
gaat men door hart, borst, hals en hoofd
terwijl men 't lichaam achterlaat
door 't kruin-cakra tot Brahman op.

Tekst 25
Wie naar de godentuinen wil
denkt aan het sattva, één met Mij,
en 't sattvisch hemelvrouwenvolk
komt aangestroomd in zweefgondels.

Tekst 26
De toegewijde die zijn geest
vereent met Mijn waarachtigheid
zal te allen tijde ontvangen wat
hij in zijn binnenste overweegt.

Tekst 27
Voorwaar, wie zo vereend is met
Mijn wezen als Almachtige
zal zoals Ik door niemand ooit
gedwarsboomd worden in zijn wil.

Tekst 28
Door meditatie heilig puur
met Mij in toewijding vereend
doorschouwt men de drie tijden en
ieders wedergeboorte en dood.

Tekst 29
Het lichaam van een wijze die
sereen met Mij verbonden leeft
wordt nergens door gedeerd zoals
geen vis gedeerd wordt door de zee.

Tekst 30
Wie steeds Mijn avatâr's gedenkt,
verlucht met wapens en s'rîvats',
wimpels, wuifkwast en parasol,
die zegeviert in elke strijd.

Tekst 31
De wijze die Me aldus vereert,
zijn geest geheel op Mij gericht,
ontvangt de siddhi's allemaal
die Ik zojuist heb opgesomd.

Tekst 32
De wijze die zijn zinnen, geest
en ademhaling steeds bedwingt
terwijl hij op Mij mediteert -
welke siddhi zal hem ontgaan?

Tekst 33
Ze worden echter allemaal
voor wie naar de hoogste eenheid zoekt -
met Mij - obstakels slechts genoemd,
veroorzakers van tijdverlies.

Tekst 34
De siddhi's die men van huis uit,
door mantr', ascese of kruid ontvangt,
vindt men ook door vereniging:
doch háár vinden zíj geen van al.

Dat wil zeggen: door zich volledig te verenigen met de zoete wil van de Heer, ontvangt men alle Siddhi's vanzelf. Maar wie zich slechts op het verwerven van een of meer Siddhi's spitst, zal langs die weg nooit tot de Heer komen.


Tekst 35
Van alle siddhi's nu ben Ik
Behoeder, Grondoorzaak en Heer;
van yoga, dharm' en sânkhya óók;
en van de Brahman-leraren.

Tekst 36
Ik ben het Zelf dat onverhuld
al wat belichaamd is doorvaart
zoals ook de elementen vrij
door ieder schepsel heen bestaan.



(Bron: S.B. 11.15)


       


                              




Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Site-overzicht | Zoeken