Inhoud | Krishna voor Kinderen | Over Hayes'var Das | Krishna in Vraja en Mathurâ | Krishna in Dvârakâ | Bhagavad-gîtâ

Uddhava-gîtâ


S'rî Krishna Dvaipâyana Vyâsa

Uddhava-gîtâ

naar de oorspronkelijke Sanskriet verzen van het Bhâgavata Purâna en van aantekeningen voorzien.









             



Hoofdstuk 13


VOLMAAKTE KENNIS
 


De Alvervulde zei:

Tekst 1
Wie in 't vernomene volleerd,
volkomen zelfverwerkelijkt,
't heelal slechts als illusie kent,
is van de kennis vrij in Mij.

Met andere woorden: Krishna gaat de kennis te boven en is daarom de volmaakte kennis.


Tekst 2
De wijze hunkert slechts naar Mij,
Ik ben zijn doel alsook zijn pad,
zijn hemel en verlossing ook,
niet één is hem zo lief als Ik.

Tekst 3
In kennis weldoorleefd volmaakt,
kent hij Mijn allerhoogste staat.
De wijze is Mij daarom zeer lief:
door kennis draagt hij Me in zijn hart.

Tekst 4
Zelftucht, gebed en pelgrimsreis,
vrijgevigheid en deugdzaamheid
ontberen de volmaaktheid die
een vleugje kennis al verwekt.

Tekst 5
Begrijp daarom, o Uddhava,
door kennis wie je in wezen bent
en kom je tot verwerkelijking,
wees Mij dan liefdevol van dienst.

Tekst 6
Door kennis en verwerkelijking
aan de Offermeester te offeren,
't vereerde Zelf in 't eigen hart,
werd menige wijze alvolmaakt.

Tekst 7
't Drievoudig lichaam, dat jou, Uddhava, heeft omgeven,
is schijn, een fáse, zonder aanvang en zonder einde.
Hoe kunnen jou de transformaties ervan echt raken?
aanvang en eind van iets onechts zijn slechts overgangen.

Uddhava zei:

Tekst 8
Heer van 't heelal, dat slechts Uw eigen vorm is,
verhaal me uitvoerig van die reine kennis,
de aloude, onthechtend voor wie haar doorleven,
van 't bhakti-pad, dat grote zielen volgen.

Tekst 9
Voor wie door de drie gruwelen gegrepen
alom geteisterd wordt op 's werelds wegen
zie ik geen toevlucht dan Uw lotusvoeten
als parasol of als een stroom van nectar.

Tekst 10
Red hem die door de slang des tijds gebeten
diep neergevallen naar wat klein geluk haakt,
verhef hem, Luisterrijke, door Uw goedheid,
besprenkel hem met woorden van verlossing.

De Alvervulde zei:

Tekst 11
Hetzelfde vroeg vorst Yudhishthhir'
aan de opperste beschermer van
de dharma, Bhîshma, terwijl wij
er allemaal naar luisterden.

Aan het eind van de slag van Kurukshetra, voor de aanvang waarvan Krishna de Bhagavad-gîtâ uitsprak tot Arjuna, de jongere broer van Koning Yudhishthhira, stelde deze dezelfde vraag aan Bhîshma, de 'stamvader' van beide slag leverende broederfamilies.


Tekst 12
Diep rouwend om zijn dierbaren
aan 't einde van de Bhârat'-strijd
vroeg hij na menig ander ding
tot slot hoe men verlossing vindt.

De slag leverende broederfamilies behoorden beide tot het huis Bhârata.


Tekst 13
Zoals toen Bhîshma 't aan ons deed
spreek Ik jou nu van kennis en
onthechting en verwerkelijking,
geloof en toegewijde dienst.

Tekst 14
Dàt acht Ik kennis waardoor men
in ieder wezen negen, elf,
vijf en drie elementen ziet
en daarbij 't Ene in allemaal.

Negen: de stoffelijke natuur, het levend wezen, het mahat-tattva, het ego en de vijf zinsobjecten; elf: de vijf lichaamswerktuigen - stem, armen, benen, anus en geslacht - en de vijf zintuigen plus de geest; vijf: aarde, water, vuur, lucht, ether; drie: de leibanden tamas, rajas en sattva.


Tekst 15
Dàt is verwerkelijking waarin
men onverscheiden 't Ene ziet
en 't komen, zijn en gaan van al
als door de leibanden bewerkt.

Tekst 16
Wie in begin, midden en eind
verwijlt in al wat transformeert
en bij de ontbinding blijft bestaan -
dat is voorwaar het Werkelijke.

Tekst 17
De flakkerende verschijnselen
verbleken bij het licht van Ved',
verstand, traditie, waarneming:
men wende zich er dus van af.

Tekst 18
Elk werk baart slechts vergankelijkheid.
De schrandere zie 't ongeziene
als even heilloos als hetgeen
hij ziet tot boven bij Brahmâ.

'Tot boven bij Brahmâ' wil zeggen: van onder tot boven in de kosmos.


Tekst 19
Van bhakti-yoga sprak Ik je al
wegens je liefde, o reine ziel.
Ik toon je opnieuw het hoogste pad,
dat leidt tot toewijding aan Mij.

Tekst 20
Geloven in Mijn zoet verhaal,
alom Mijn roem verheerlijken,
Me in ieder opzicht toegedaan
vereren met gebed en zang …

Tekst 21
De dienst aan Mij eerbiedigen,
zich languit voor Me neerleggen,
Mijn bhakt' als hoogsteerwaardig zien
en Me onderscheiden in elkeen …

Tekst 22
Al wat men doet slechts doen voor Mij,
slechts spreken over hoe Ik ben,
de geest aan Mij slechts toewijden
en alle wellust uitbannen …

Tekst 23
Bezit en lust verzaken en
geluk … En wat men graag verricht
aan offer, gift, gelofte, ascese
en japa louter doen voor Mij:

Het te verzaken geluk is uiteraard het vluchtige, materiële geluk.


Tekst 24
Als iemand zo zijn dharma volgt,
Mij toegedaan, o Uddhava,
komt hij tot toewijding aan Mij.
Wat rest hem verder nog te doen?

Tekst 25
Wie zijn bewustzijn richt op Mij,
door sattva sterk en vredevol,
vindt dharm', onthechting, kennis en
ook rijkdom op zijn levenspad.

Tekst 26
't Bewustzijn echter van wie door
zijn zinnen rondgeslingerd wordt,
uit hartstocht, op de schijn gericht -
ken dat als tegenovergesteld.

Tekst 27
Dharma noemt men: wat bhakti brengt;
kennis: Mij allerwegen zien;
onthecht zijn: vrij van leibanden;
rijkdom: 't bezit der siddhi-rij.

Uddhava zei:

Tekst 28
Vijandentemmer, zeg me hoeveel
regels en bijregels men kent,
wat evenwicht is, zelfbedwang,
verdraagzaamheid, standvastigheid …

Tekst 29
Geschenk, ascese, heldhaftigheid,
werkelijkheid en waarheid ook,
verzaking, rijkdom, wenselijkheid,
wat offer is en geestelijk loon …

Tekst 30
Wat kracht is in een mens, o Heer,
volheid, gewin, o Kes'ava,
kennis, deemoed en schoonheid ook
en wat geluk is en verdriet …

Tekst 31
En wat verstandig is, wat dwaas,
wat toch het pad is en wat niet,
wat de hemel is, wat de hel,
wie onze vriend is, wat ons huis …

Tekst 32
Wie rijk of arm is en ook wie
een laagstaand mens of hoogstaand is …
O Heer der toegewijden, leg
me dit van alle kanten uit.

De Alvervulde zei:

Tekst 33
Geweldloosheid en eerlijkheid,
oprechtheid, nederigheid, geloof,
onthechting, kuisheid, zwijgzaamheid,
vrijheid van hebzucht, vreesloosheid,
bereidheid te vergeven en
standvastigheid, mijn beste vriend …

Tekst 34
Ascese, offer, vertrouwen, jap',
rein leven en de bedevaart,
gastvrijheid, eredienst aan Mij,
niets anders doen en wensen dan
het hoogste, alsook tevredenheid
en aan de leraar dienstbaar zijn:

Tekst 35
Dat zijn regels en bijregels,
van beide twaalf, naar men verklaart:
wie zich er toegewijd aan houdt
krijgt alles wat hij maar begeert.

Tekst 36
Evenwicht is: denk slechts aan Mij;
zelfbedwang: zinsbeteugeling;
verdraagzaamheid: duld alle leed;
standvastigheid: tem tong, geslacht …

Tekst 37
Hoogste geschenk: niet vechten meer;
ascese: zeg de lust vaarwel;
heldhaftigheid: versla jezelf;
werkelijkheid: zie 't ene in al.

Tekst 38
Waarheid, zeggen de wijzen ons,
bestaat in zuiverheid van spraak
terwijl verzaking reinheid en
onthechting van ons doen omvat.

Tekst 39
Te wensen rijkdom: dharma alleen;
't offer: Ikzelve, de Opperheer;
geestelijk loon: wijs onderricht;
hoogste mensenkracht: ademtucht …

Tekst 40
Volheid: mijn goddelijke staat;
gewin: volle overgave aan Mij;
kennis: helende eenheid in 't Zelf;
deemoed: voor 't kwade terugdeinzen …

Tekst 41
Schoonheid: vrijheid van alle schijn;
geluk: zege over lief en leed;
verdriet: verlangen naar genot;
verstand: weten wat vrijheid is …

Tekst 42
Dwaasheid: blind opgaan in het lijf;
het goede pad: dat leidt tot Mij;
het slechte pad: verbijstering;
de hemel: wanneer sattva gloort …

Tekst 43
De hel: als tamas overheerst;
de vriend: de leraar, met Mij één;
ons huis: dit mensenlichaam hier;
rijkdom: een overvloed aan deugd …

Tekst 44
En armoede: ontevredenheid;
laagstaand: de slaaf der zintuigen,
hoogstaand: degeen die er los van is,
dus niet aan zingenot gehecht.

Tekst 45
Zo heb ik duidelijk gemaakt
wat je verlangde, Uddhava.
Maar waarom zo lang stil gestaan
bij 't aanduiden van goed en kwaad?
Beide onderscheiden is al kwaad!
't Goede is aan beide transcendent.



(Bron: S.B. 11.19)


       


                              




Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Site-overzicht | Zoeken