Inhoud | Krishna in Vraja en Mathurâ | Krishna in Dvârakâ | Uddhava Gîtâ | Bhagavad Gîtâ | Over Hayes'var Das

Krishna voor Kinderen


Krishna Dvaipâyana Vyâsa

De Wonderbaarlijke Avonturen van
Krishna en Balarâma
Een bewerking voor de jeugd
van deze oeroude geschiedenis uit de Bhâgavata Purâna





           



             

5

De Geboorte


 

Het was nacht. De hemel flonkerde van de sterren. De rivieren stroomden klaar en helder naar de zee. Poelen en vijvers stonden vol bloeiende lotussen. Een zacht windje woei hun geur overal rond. Het offervuur in ieder huis zond kalm zijn vlam in de hoogte.

Plotseling bonkten er trommen in de hemel. De goden begonnen te zingen. De godinnen en andere hemelvrouwen dansten. En de wijzen strooiden bloemblaadjes over de aarde neer. Als bij toverslag was alle angst voor de gruwelijke Kamsa verdwenen. Precies te middernacht verscheen uit moeder Devakî Heer Vishnu. Het was alsof uit donkere wolken in het Oosten plotseling de maan tevoorschijn kwam.

Een stralende jongen zag vader Vasudeva voor zich, met wonderzoete ogen en vier armen. In zijn vier handen droeg hij de knots, de kinkhoorn, de vlammende werpschijf en de witte lotus van God de Heer. Zijn lange golvende haar was diepzwart. Om zijn heupen glom een geelzijden doek. Hij droeg een blinkende gordel en gouden armbanden en oorhangers, met edelstenen bezet.

Toen Vasudeva zag dat God zelf zijn zoon was geworden, vielen zijn ogen bijna uit zijn hoofd van verbazing. En wat was hij blij! Als hij niet gevangen had gezeten, zou hij dadelijk tienduizend koeien aan de priesters van de stad hebben gegeven. Nu deed hij hun die koeien in gedachten cadeau.

'Ik zie u hier met mijn eigen ogen', stamelde de gelukkige vader. 'U bent hoog verheven boven deze wereld, die u zelf gemaakt hebt. En nu bent u in uw zelfgemaakte wereld geboren. Maar uw lichaam is niet van deze wereld. Het is niet van vlees en bloed zoals bij ons mensen. Uw lichaam is onstoffelijk. Om de wereld te redden bent u hier bij mij gekomen. O Heer van het heelal en van alle heelallen hierbuiten! Het zal u niet de minste moeite kosten om de roversbenden van die ellendige vorsten te vernietigen.'

'Toen Kamsa hoorde dat u mijn zoon zou worden, heeft hij in blinde woede al uw oudere broers gedood. Straks vertellen zijn wachters hem dat u verschenen bent. Dan komt hij aanstormen met zijn zwaard …'

Moeder Devakî begon haastig te bidden. 'O Heer, u bent de Allerhoogste, over wie de Veda's vertellen. U bent Vishnu zelf, de Bron van het Eeuwig Licht. Na miljoenen eeuwen wordt het heelal verwoest. Maar u zult altijd blijven bestaan. U bestuurt de hele wereld door middel van de tijd, die alles laat beginnen en eindigen. Ik buig me voor u neer. Gewone mensen zijn bang voor de dood, die als een slang toebijt. Maar nu zijn uw lotusvoeten hier op aarde. Daardoor is iedereen vrij van angst. De enige die nu bang is, is de dood! O Heer. U bevrijdt uw dienaars van vrees. Bescherm ons alstublieft voor die verschrikkelijke Kamsa. Laat die schurk toch niet merken dat u hier bent! O Ziel van alle zielen, o Opperziel. Verberg toch alstublieft uw vier armen met die knots en die schelp en die lotus! Anders ziet Kamsa dat ú het bent en valt hij u aan … O Allerhoogste, als ik eraan denk dat u het hele heelal in uw buik draagt … En dat u met dat hele heelal in uw buik nu uit míjn buik tevoorschijn bent gekomen! Alsof u een gewoon mensenkind bent! Dat kŕn toch haast niet …' Haar stem beefde van verbijstering.

Toen zei Vishnu: 'Al eerder ben ik uw zoon geweest. Dat was in andere tijden. Vader en u zaten toen in andere lichamen. Nergens ter wereld zag ik zulke goede en zuivere mensen als u. Daarom verscheen ik als úw zoon. Ik sta nu met mijn vier armen voor u, zodat u begrijpt dat ik God ben. Want zag u me als een gewoon mensenkind, hoe wist u dan: "Dat is Vishnu de Heer!" Zo dadelijk zult u me gewoon kunnen zien als uw zoon. En u zult van me kunnen houden als van uw eigen kind. En uw liefde voor mij zal u naar mijn Koninkrijk leiden. Omdat ěk het ben van wie u houdt: God Zelf.' Na die woorden zweeg Vishnu. En voor de ogen van Vasudeva en Devakî veranderde de Almachtige in een mensenkind.

Toen gebeurde er nog een wonder. De ijzeren gevangenisdeuren draaiden vanzelf open. En de boeien vielen van Vasudeva's armen af. Dat kwam door Vishnu's wonderkracht Yogamâyâ. Die was zojuist als meisje in het herdersdorp geboren. Van daaruit begon ze dadelijk te toveren.

Vasudeva nam zijn zoontje op en vluchtte ermee de nacht in. Tegelijk brak er een onweer los. Het donderde en bliksemde en de rivier de Yamunâ stond plotseling bol van de golven. Maar toen Vasudeva er met zijn jongen aankwam, weken de golven uiteen en maakten een pad. Zo werkt Vishnu's wonderkracht.

Intussen hoosde de regen omlaag. Achter Vasudeva, die zijn zoon op zijn schouders droeg, verscheen plotseling Ananta. Niet als mensenkind maar als slang. Hij spreidde zijn koppen als een scherm over vader en zoon uit, zodat de neerrazende regen hen niet doorweekte. Zo was God zichzelf van dienst. In het dorp aan de overkant lagen de herders slapend op hun rug. Vasudeva sloop het huis van herder Nanda binnen. Die wist nog niet dat zijn vrouw een dochtertje had gekregen. Het meisje was volkomen onverwacht geboren. De moeder, Yashodâ, wist zelf nog niet eens dat haar kind een meisje was! De bevalling had haar zo uitgeput dat ze de baby nog niet had kunnen bekijken …

Ongemerkt verwisselde Vasudeva de kinderen. Hij holde naar de gevangenis terug en stopte het meisje, Yogamâyâ, in Devakî's bed. Daarna deed hij zichzelf de boeien weer om, alsof hij nooit was weggeweest.

Wie heeft er ooit zoiets gehoord?
Is dat geen schitterend verhaal?
En nog veel mooier wordt het straks.
Bij Vishnu kan dat allemaal.

(bron: S.B. 10.3)

       


                             




  Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Zoeken