20
|
|
|
Nanda
onder Water
|
|
|
Na zo'n lang verhaal een kort.
Eens, heel vroeg op een ochtend, ging
vader Nanda zich baden in de Yamunā. Eigenlijk was net nog nacht.
En 's nachts was de rivier niet voor de mensen. Dat kreeg Nanda in de
gaten, want hij werd onder water getrokken. Hij was vastgegrepen door
een dienaar van Varuna. Dat is de god van al het water in het heelal.
De dorpelingen begrepen niet waar Nanda
opeens gebleven was. Meteen riepen ze Krishna en Balarāma te
hulp. 'O, ik snap het al', zei Krishna. 'Onze vader is naar Varuna
gesleept. Rustig maar, mensen. Ik haal hem wel even terug.' Met die
woorden dook hij als een kikker in de stroom.
Varuna was heel wat slimmer dan de grote
goden Brahmā en Indra. Die hadden er eerst geen erg in wie
Krishna was. Maar Varuna wist het gewoon. Dadelijk boog hij voor
Krishna neer en schonk hem een schat aan juwelen. 'Wat een geluk dat ik
u mag zien', stamelde de god. 'Dat is de rijkdom waarnaar ik altijd heb
verlangd. Wat een voorrecht dat ik u eren mag. Nu is mijn hartewens
vervuld.
'U bent God zelf. U bent het grote licht.
U bent de Opperziel in ieders hart. Dat bent u allemaal tegelijk. De
hele schepping komt voort uit u alleen. U staat er eeuwig boven. Neem
mijn dienaar alstublieft niet kwalijk dat hij uw vader heeft
meegenomen. Hij is de slimste niet. Uw vader is gelukkig gezond en wel.
Hier hebt u hem weer terug!'
En voor de ogen van de angstige herders
dook Krishna met zijn vader uit de Yamunā op. Terwijl de druppels
van hem afrolden, vertelde Nanda de dorpelingen wat hij allemaal in het
rijk van Varuna gezien had. Hij beschreef ook hoe diep de grote god
voor Krishna had gebogen.
Iedereen dacht bij zichzelf: 'Ja, onze
Krishna is God zelf
Ach, lieve Heer, breng ons alstublieft eens naar
uw paradijs, hoog boven het heelal
'
Krishna woont als Opperziel bij iedere
ziel in het hart. Daardoor wist hij precies wat de herders en hun
vrouwen en kinderen wilden. Omdat ze allemaal zo van hem hielden, gaf
hij hun het goddelijk oog. Wat betekent dat? Dat ze dwars door de
wereld heen in zijn eeuwig koninkrijk konden kijken. En wat zagen ze?
Een eindeloze zee van het zuiverste licht
Wijzen noemen dat licht: Brahman. Dat betekent: het Eindeloze Grote.
Wijzen zķen dat licht in zichzelf. Ze hebben geen gedachten
zoals wij. Ze zijn van binnen zo stil als het hart van een berg. Wie
stil kan worden als zij, ziet binnen en buiten zichzelf niets dan
Brahman.
Dankzij het goddelijk oog zagen alle
dorpelingen Brahman. Het was zo mooi dat ze van geluk begonnen te
beven. Vooral toen ze zagen dat midden in Brahman hun eigen Krishna
stond. Met om hem heen de Veda's. Dat zijn de heilige boeken: in
godengedaante. In het hart van Brahman zongen de Veda's Krishna toe,
God zelf, de bron van alles wat wąs en ģs en zķjn
zal.
In 't midden van de zee van licht
Die alle werelden doorvaart
Speelt Krishna op zijn herdersfluit,
Een pauwoogveertje in zijn haar.
(Bron: S.B. 10.28)