Inhoud | Krishna in Vraja en Mathurā | Krishna in Dvārakā | Uddhava Gītā | Bhagavad Gītā | Over Hayes'var Das

Krishna voor Kinderen


Krishna Dvaipāyana Vyāsa

De Wonderbaarlijke Avonturen van
Krishna en Balarāma
Een bewerking voor de jeugd
van deze oeroude geschiedenis uit de Bhāgavata Purāna





           



             

20

Nanda onder Water


Na zo'n lang verhaal een kort.

Eens, heel vroeg op een ochtend, ging vader Nanda zich baden in de Yamunā. Eigenlijk was net nog nacht. En 's nachts was de rivier niet voor de mensen. Dat kreeg Nanda in de gaten, want hij werd onder water getrokken. Hij was vastgegrepen door een dienaar van Varuna. Dat is de god van al het water in het heelal.

De dorpelingen begrepen niet waar Nanda opeens gebleven was. Meteen riepen ze Krishna en Balarāma te hulp. 'O, ik snap het al', zei Krishna. 'Onze vader is naar Varuna gesleept. Rustig maar, mensen. Ik haal hem wel even terug.' Met die woorden dook hij als een kikker in de stroom.

Varuna was heel wat slimmer dan de grote goden Brahmā en Indra. Die hadden er eerst geen erg in wie Krishna was. Maar Varuna wist het gewoon. Dadelijk boog hij voor Krishna neer en schonk hem een schat aan juwelen. 'Wat een geluk dat ik u mag zien', stamelde de god. 'Dat is de rijkdom waarnaar ik altijd heb verlangd. Wat een voorrecht dat ik u eren mag. Nu is mijn hartewens vervuld.

'U bent God zelf. U bent het grote licht. U bent de Opperziel in ieders hart. Dat bent u allemaal tegelijk. De hele schepping komt voort uit u alleen. U staat er eeuwig boven. Neem mijn dienaar alstublieft niet kwalijk dat hij uw vader heeft meegenomen. Hij is de slimste niet. Uw vader is gelukkig gezond en wel. Hier hebt u hem weer terug!'

En voor de ogen van de angstige herders dook Krishna met zijn vader uit de Yamunā op. Terwijl de druppels van hem afrolden, vertelde Nanda de dorpelingen wat hij allemaal in het rijk van Varuna gezien had. Hij beschreef ook hoe diep de grote god voor Krishna had gebogen.

Iedereen dacht bij zichzelf: 'Ja, onze Krishna is God zelf… Ach, lieve Heer, breng ons alstublieft eens naar uw paradijs, hoog boven het heelal …'

Krishna woont als Opperziel bij iedere ziel in het hart. Daardoor wist hij precies wat de herders en hun vrouwen en kinderen wilden. Omdat ze allemaal zo van hem hielden, gaf hij hun het goddelijk oog. Wat betekent dat? Dat ze dwars door de wereld heen in zijn eeuwig koninkrijk konden kijken. En wat zagen ze?

Een eindeloze zee van het zuiverste licht … Wijzen noemen dat licht: Brahman. Dat betekent: het Eindeloze Grote. Wijzen zķen dat licht in zichzelf. Ze hebben geen gedachten zoals wij. Ze zijn van binnen zo stil als het hart van een berg. Wie stil kan worden als zij, ziet binnen en buiten zichzelf niets dan Brahman.

Dankzij het goddelijk oog zagen alle dorpelingen Brahman. Het was zo mooi dat ze van geluk begonnen te beven. Vooral toen ze zagen dat midden in Brahman hun eigen Krishna stond. Met om hem heen de Veda's. Dat zijn de heilige boeken: in godengedaante. In het hart van Brahman zongen de Veda's Krishna toe, God zelf, de bron van alles wat wąs en ģs en zķjn zal.

In 't midden van de zee van licht
Die alle werelden doorvaart
Speelt Krishna op zijn herdersfluit,
Een pauwoogveertje in zijn haar.



 (Bron: S.B.
10.28)

       


                             




  Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Zoeken