Inhoud | Krishna voor Kinderen | Over Hayes'var Das | Krishna in Vraja en Mathurâ | Krishna in Dvârakâ | Uddhava Gîtâ

Bhagavad Gîtâ

 

Krishna Dvaipâyana Vyâsa

De Bhagavad-gîtâ


Zoals begrepen door S'rî Hayes'var das













S'RI KRISHNA DVAIPÂYANA VYÂSA


BHAGAVAD GÎTÂ


Integrale vertaling naar het oorspronkelijk Sanskrit met enige contextuele uitleg



  1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18
 

HOOFDSTUK ZESTIEN

VERBINDING DOOR ONDERSCHEID VAN HET LOT
VAN GODDELIJKEN EN ONGODDELIJKEN

 

 

De Alvervulde zei:

(1-3) Onbevreesdheid, verankering in kennis aangaande de verbinding, zuiverheid van hart, barmhartigheid, zelfbeteugeling, bestudering van de Veda, zelftucht, oprechtheid, de wil tot offeren; geweldloosheid, waarheidlievendheid, vrijheid van woede, laster en hebzucht, mededogen jegens alle levende wezens, zachtmoedigheid, standvastigheid, schroom; kracht, verdraagzaamheid, moed, reinheid, vrijheid van afgunst en eigendunk - o telg van Bharata, dat alles is kenmerkend voor degeen die voor een goddelijk lot geboren is.

Men wordt uiteraard niet zozeer door hogere beschikking voor een goddelijk lot geboren als wel door welbewuste groei in die richting tijdens eerdere levens. 

(4) Schijnheiligheid, onbeschaamdheid, eigendunk, woede, genadeloosheid en onwetendheid, o zoon van Prithâ, kenmerken degeen die voor een demonisch lot geboren is.

(5) Het goddelijk lot wordt geacht tot verlossing te leiden en het demonische lot tot gevangenschap. O zoon van Pându, maak je maar niet bezorgd, want jij bent voor het goddelijk lot geboren.

(6) O zoon van Prithâ, er zijn twee soorten schepselen in deze wereld: goddelijk en demonisch. Over de goddelijke is uitgebreid gesproken: hoor nu wat Ik over de demonische verklaar.

(7-9) Demonische mensen weten niet wat wel en wat niet moet worden ondernomen; reinheid noch goed gedrag noch waarheidlievendheid vindt men in ze. Ze beweren dat het heelal schijn is en grond noch Heer kent en geboren is uit hun samengaan en geen andere oorzaak kent dan lust. Vanuit die opvatting maken deze zelfverloren demonen met hun schamele verstand en hun gruweldaden zich op om de wereld te vernietigen.

(10-12) Onverzadigbaar wellustig, schijnheilig en verwaten, in hun begoocheling schijn voor werkelijkheid aanziend, wijden ze zich aan onreine activiteiten. Tot hun dood door mateloze vrees bevangen, menen ze dat het najagen van zingenot het hoogste is. Verstrikt in honderd verlangens en door lust en woede beheerst, proberen ze voor eigen genoegen zich wederrechtelijk van alles toe te eigenen.

(13-17) 'Dit heb ik er vandaag bijgekregen en wat ik nog hebben wil krijg ik ook. Dit is mijn fortuin en dàt zal er nog bijkomen. Deze vijand heb ik gedood en ik zal er nog meer doden. Ik ben de genietende meester, ik ben geslaagd, machtig en gelukkig. Ik ben rijk en hooggeboren: wie kan zich met mij meten? Ik zal offers brengen, barmhartigheid doen en aldus genieten.' Zo denken ze, door onwetendheid begoocheld. Door tal van angsten van streek, verstrikt in het illusieweb, verslingerd aan zingenot, storten ze neer in de vuile hel. Verwaand, grof, gek van trots vanwege hun bezit, brengen ze in hun arrogantie pseudo-offers zonder de regels in acht te nemen.

Juist in onze maatschappij worden er zulke demonenoffers gebracht: een nicotineconcern sponsort oergezonde sportevenementen en een fabrikant van hamburgers opent kindertehuizen. Het zijn pralende offers, bedoeld om de eigen naam een goede klank te geven, die het gehoest en geloei van de voortdurend veroorzaakte ellende moet overschallen.

(18) Verslaafd aan egoïsme, macht, trots, wellust en woede, haten deze afgunstigen Mij, die in hun en andermans lichaam verblijft.

(19-20) Die haatzieke, wrede en kwaadaardige ellendelingen werp Ik onophoudelijk in demonische schoten om ze daaruit wedergeboren te laten worden. En leven na leven uit demonische schoot geboren, o zoon van Kuntî, komen deze dwazen voorzeker niet tot Mij maar dalen af naar de laagste bestemmingen.

(21-22) Dit zijn de drie poorten tot de hel, die tot zelfvernietiging leiden: lust, woede en hebzucht. Daarom moet men deze drie vermijden. O zoon van Kuntî, de mens die deze drie poorten van duisternis achter zich heeft gelaten, streeft datgene na wat het beste voor hem is en bereikt het Hoogste Doel.

(23-24) Wie de aanwijzingen van de geschriften negeert en zijn eigen neigingen volgt, bereikt volmaaktheid noch geluk noch het Hoogste Doel. Laten daarom de geschriften je raden ten aanzien van wat al dan niet je taak is: en handel dan in de wereld vanuit de kennis die de geschriften verkondigen.

 

 

*********************
 

       


                              




Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Site-overzicht | Zoeken