Inhoud | Krishna voor Kinderen | Over Hayesvar Das | Krishna in Vraja en Mathurâ | Uddhava Gîtâ | Bhagavad Gîtâ

Krishna in Dvârakâ


Srî Krishna Dvaipâyana Vyâsa

De Bovennatuurlijke Geschiedenis van het Spel van

Krishna in Dvârakâ


Onverkort herdicht naar de oorspronkelijke Sanskriet verzen van het Bhâgavata Purâna






             


Hoofdstuk 16


Waarin Baladeva eigenhandig de loop van de Yamunâ verlegt
 


Shukadeva zei:

Tekst 1
O vorst, de welvervulde Bal',
Die graag Zijn vrienden wilde zien
In 't koeiendorp van Vader Nand',
Besteeg Zijn wagen en reed heen.

Tekst 2
Door herder en door herderin
Werd Hij, de lang verbeid', omhelsd
En buigend voor Zijn pleegouders
Werd Hij met zegens overstelpt.

Tekst 3
"Bescherm ons met Je Jonge Broer,
O Balarâma, Wereldheer."
Zo sprekend drukten ze 'M aan 't hart
Hun tranen stroomden op Hem neer.

Tekst 4
Hij eerde d' ouderen gepast,
Jongeren vielen Hem ten voet,
En naar verwant- en vriendschap trad
Sri Râma d' and'ren tegemoet.

Tekst 5
Toen liep Hij op de herders toe
En greep hun hand met grap en scherts;
Hij rustte wat en zat toen fijn
Met al Zijn vrienden links en rechts.

Tekst 6
Zo praatten ze wat heen en weer …
Toen, staam'lend van genegenheid,
Vroegen ze naar hun Lotusoog,
Die hen van 't aardse had bevrijd.

De herders zeiden:

Tekst 7
O Baladeva, gaat het goed
Met onze mensen in de stad?
En nu Je vrouw en kind'ren hebt,
Doen wíj Jou eigenlijk nog wat?

Tekst 8
Die Kamsa is gelukkig heen
En d' onzen zijn gelukkig vrij:
Hun vijanden verslagen, dood,
Zijn z' in de burcht in veiligheid.

Shukadeva zei:

Tekst 9
De gopi's vroegen glimlachend,
Door Râma's aanblik zeer gevleid:
"Heeft Keshava, de Lieveling
Der stadsdames, het ginds wel fijn?

Tekst 10
"Zijn vrienden, vader, moeder, ach,
Denkt Krishna nog wel eens aan hen?
Zal Hij misschien ooit komen nog
Om hier Zijn moederlief te zien?
En heugt die Langarm Zich nog wel
Hoe wij Hem hier hebben gediend?

Tekst 11
"Voor Hem verlieten we man, kind,
Vader en moeder, zuster, broer
En al onze familie hier,
Die men niet licht verlaat, o Heer.

Tekst 12
"Hij sneed de liefdesband zó door!
Eén ogenblik - en weg was Hij!
Hoe kan een vrouw gevoelloos zijn
Voor al dat moois dat Hij ons zei?

Krishna had bij Zijn vertrek uit het dorp de jonge herderinnen beloofd (deel 1, vers 39.35): "Ik kom zo gauw Ik kan weer t'rug." In feite had Hij hen geen ogenblik verlaten. Door hun schrijnende gescheidenheid van Hem was Hij hun heviger nabij dan wanneer Hij Hen in Zijn lange armen zou hebben gekneld. Intense heugenis van de Alvervulde in de gemoedsgesteldheid van hunkerende liefde, zoals van de gopi's, wordt in de bhakti-mystiek als de hoogste vorm van persoonlijke omgang met Govinda beschouwd. Het was om deze heugenis te stimuleren dat Krishna al eerder de gopi's verliet, vlak voordat Hij hen ten dans zou voeren (deel 1, hoofdstuk 33); bij Zijn terugkeer in hun  midden zei Hij (deel 1, vers 32.21): "Opdat jullie toewijding bloeien zou voor Mij, / Voor wie je familie en Veda hebt verzaakt, / Hield Ik me verborgen…"


Tekst 13
"Een schrandere stadsdame neemt toch heus niets aan
Van Krishna, ondankbaar en grillig als Hij is?
Maar Hij is een meesterlijk prater - en verliefd
Op Krishna's geglimlach geloven ze 'M beslist.

Tekst 14
"Maar ach, wat praten w' over Hem?
Over iets anders nu gepraat!
Als Hij 't kan stellen zonder ons,
Wat zoeken we bij Hem dan baat?"

Tekst 15
Vol van Zijn woorden en gelach,
Van Zijn lang' armen om hen heen
En van Zijn teder' oogopslag
Barstten ze los in luid geween.

Tekst 16
Door d' alvervulde Balarâm',
Als Trooster lenig en volleerd,
Werden ze met verheugend nieuws
Van Krishna weldra gekalmeerd.

Tekst 17
De welvervulde Baladev'
Bleef de twee lentemaanden daar
Terwijl Hij 's nachts verrukking bracht
Aan heel de herderinnenschaar.

De oudste Bhâgavata-commentator Sridhara Svâmi verklaart dat de gopi's met wie Balarâma zo teder omging veel jonger zijn dan de meisjes met wie Krishna vree. Ze waren tijdens Krishna's mystieke liefdesspel met de herderinnen van Vraja te jong om eraan deel te nemen. Het zijn Balarâma's eigen lievelingen.


Tekst 18
In het struweel langs de rivier -
't Windje droeg leliezoetheid aan -
Genoot Hij met de vrouwenschaar
In 't schijnsel van de volle maan.

Tekst 19
De hemelhoning vâruni,
Gezonden door de watergod,
Neervloeiend uit een holle boom,
Doorgeurde 't hele lentewoud.

Tekst 20
Toen Bal' de zoete geur opsnoof
Die aandreef uit de holle tronk
Ging Hij er met het hele stel
Speelgrage gopi's heen en dronk.

Tekst 21
Terwijl de herderinnenschaar
Zijn daden loofde met gezang
Trok Bala met haar door het bos,
Zijn ogen rollend van de drank.

Tekst 22
Omkranst en met één oorbel in
Zwierf Bala dronken door het woud,
Breed lachend met Zijn lotusmond,
Bepareld met zweetdruppeldauw.

Tekst 23
Hij riep naar de Yamunâ: "Kom!"
Want Hij wild' in haar spelen gaan,
Maar denkend dat Hij dronken was
Trok ze zich van de Heer niets aan:
Toen haalde Hij haar met Zijn ploeg
Woest naar Zich toe, naar wij verstaan.

Zoals Krishna altijd voorzien is van Zijn fluit, heeft de alsterke Balarâma steeds Zijn ploegijzer bij Zich.


Sri Balarâma zei:

Tekst 24
Jij eigenzinnig, zondig wicht,
Hoe Ik ook roep, je hoort me niet!
Ik scheur j' in honderd reepjes met
De scherpe ploeg die je hier ziet!

Shukadeva zei:

Tekst 25
Aldus door Yadu's Telg bedreigd
Viel trillend van Zijn razernij
Yamunâ Balarâm' ten voet
Waarna ze angstig tot Hem zei:

Yamunâ zei:

Tekst 26
O Râm', o sterkgearmde Râm'!
Ik had geen oog meer voor Uw macht,
Waarvan één enkel Deelaspect
Het hele universum schraagt.

Sri Balarâma's Deelaspect Sheshanâga, de Oerslang van goddelijke energie, draagt de kosmos als was hij een zandkorreltje.

Tekst 27
Gij die Uw dienaars zo bemint,
Verlos me, welvervulde Heer,
'k Vergat Uw alverhevenheid,
Alziel, ik leg me voor U neer.

Tekst 28
Op haar gebed verloste Bal'
Yamunâ en zeeg van de kant
Met alle vrouwen 't water in
Als met zijn wijfjes d' olifant.

Tekst 29
Toen Hij voldaan het nat uitkwam
Kreeg Hij van Sri blauwe kledij
En kostbare juwelentooi,
Een gouden halsketen erbij.

Tekst 30
Zo, in dat blauw gewaad gehuld,
De keten om met ander fraais
En ingesmeerd met sandelzalf
Geleek Hij Indra's slagtandreus.

Tekst 31
Nog steeds stroomt de Yamunâ voort
Waar Râm' haar heen trok in die nacht
Als ten bewijze, beste vorst,
Van 's Heren eindeloze macht.

Tekst 32
Zo bracht in Vraja Balarâm'
De nachten door in eend're vreugd,
Door 't liefelijk gezelschap van
De jonge vrouwen zeer verheugd.



(Bron: S.B. 10.65)

 



       

                              




Links | Downloads | Muziek | Afbeeldingen | Site-overzicht | Zoeken